Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2018 in de zaak tussen
[eiser]
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 15 maart 2018, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Marokko was en dat dit onvoldoende was gemotiveerd. Tijdens de zitting op 28 maart 2018 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank overwoog dat de verweerder ter zitting had verklaard dat er gegevens bekend waren over de afgifte van laissez-passers, waaruit bleek dat er in het verleden enkele vreemdelingen met een laissez-passer naar Marokko waren vertrokken. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was. Eiser's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, evenals het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 april 2018.