In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid van de bestuurders van een failliete horecaonderneming, [BV I]. De curator, Martijn Maurice Hoving Q.Q., heeft de gedaagden, [BV II] en [gedaagde A], aangeklaagd op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jaarrekeningen van [BV I] over de jaren 2013 tot en met 2017 niet zijn gepubliceerd en dat de administratie gebrekkig was. De curator heeft aangetoond dat de bestuurders hun taak onbehoorlijk hebben vervuld, wat heeft bijgedragen aan het faillissement van [BV I]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het boedeltekort, dat nog moet worden vastgesteld. De gedaagden hebben verweer gevoerd, onder andere door te wijzen op externe oorzaken van het faillissement, zoals de economische crisis en wetgeving die de horeca heeft beïnvloed. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze argumenten niet voldoende waren om de aansprakelijkheid te ontkrachten. De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot betaling van het totale boedeltekort, dat nader moet worden opgemaakt bij staat.