Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
In de zaak met procedurenummer NL18.21091:
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2018 uitspraak gedaan in de procedure van eiser, een Afghaanse nationaliteit, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser had eerder al een aanvraag ingediend die was afgewezen en had sindsdien geen nieuwe documenten kunnen overleggen ter ondersteuning van zijn asielrelaas. Tijdens de zitting op 29 november 2018 heeft eiser verklaard dat hij geen kans had gezien om nieuwe documenten te verkrijgen en dat hij zich niet voorbereid voelde op een herhaalde aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde verklaringen van zijn voormalige leerkracht en dorpshoofd niet verifieerbaar waren en geen nieuw licht op zijn asielrelaas wierpen. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat er geen sprake was van nieuwe elementen die de aanvraag ontvankelijk zouden maken. Eiser stelde dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico liep op schending van artikel 3 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiser had ook verzocht om vergoeding van proceskosten, maar de rechtbank zag hier geen aanleiding voor, aangezien de aanvraag niet-ontvankelijk was verklaard.