ECLI:NL:RBDHA:2018:15729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
NL18.21665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Sleeswijk Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om reguliere verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse jongeman, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de Staatssecretaris de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser in twijfel trok. Eiser stelde dat hij in 2015 op dertienjarige leeftijd een stuk landbouwgrond van zijn vader had gekregen, wat leidde tot conflicten met zijn halfbroers. Hij vreesde voor mishandeling en voodoo-praktijken door hen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig waren, onder andere omdat hij geen bewijs kon leveren van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag ongegrond was en dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning als alleenstaande minderjarige vreemdeling, omdat hij ten tijde van de aanvraag ouder was dan vijftien jaar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.21665

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie).

ProcesverloopBij besluit van 9 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 21 augustus 2018 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook heeft verweerder eiser niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend op grond van het bijzondere beleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Vanwege afwezigheid van de door de gemachtigde van eiser geplande tolk, is gedeeltelijk gebruik gemaakt van een telefonische tolk Engels. Tevens is [X] van Nidos verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Ten aanzien van de asielaanvraag
1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2015 op dertienjarige leeftijd een stuk landbouwgrond van zijn vader geschonken heeft gekregen. Zijn moeder was kort na zijn geboorte overleden. Eisers drie halfbroers waren het niet eens met de schenking. Zij kregen ook een stuk grond, maar enkel van de familie van hun moeder (eisers stiefmoeder). Eiser voert aan door zijn drie halfbroers, ondanks een poging om het geschil te beslechten, mishandeld te zijn. Eiser vreest dat zijn halfbroers voodoo op hem zullen toepassen. In februari 2016 heeft eiser zijn land verlaten. Na eisers vertrek is zijn vader overleden.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • eiser stelt te zijn genaamd [eiser], geboren op [geboortedatum] 2002 te
  • eiser verklaarde problemen te hebben ondervonden zijdens zijn drie halfbroers
  • eiser vreest dat zijn halfbroers op hem voodoo zullen toepassen.
3. Verweerder gaat vooralsnog uit van de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst, ondanks dat hij zijn identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond met documenten. Dat eisers vader aan eiser een stuk landbouwgrond heeft geschonken en
hij hierdoor problemen heeft ondervonden, heeft verweerder niet geloofwaardig geacht, gelet op vage en ongerijmde verklaringen hieromtrent. Omdat verweerder de schenking van het grondstuk niet geloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder evenmin gevolgd dat eiser wegens deze schenking problemen zou hebben ondervonden zijdens zijn halfbroers en dat hij door hen zou zijn mishandeld, danwel dat zijn halfbroers zich achtergesteld voelen en eiser (middels voodoo) iets willen aandoen. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4.1
Eiser erkent in beroep dat enkele verklaringen die zijn gemachtigde in de zienswijze heeft gegeven, niet juist zijn. Dit komt volgens eiser echter doordat verweerder het verslag van het nader gehoor niet tijdig beschikbaar had gesteld, waardoor eiser het gehoor niet optimaal met zijn gemachtigde heeft kunnen bespreken. Eiser voert ten aanzien van verschillende hieronder te bespreken tegenwerpingen aan hoe het misverstand hierover is ontstaan.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat, indien het verslag van het nader gehoor te laat door verweerder beschikbaar zou zijn gesteld, eiser dit tijdig bij verweerder had moeten melden. Ook indien wordt uitgegaan van de verklaringen die eiser in beroep geeft voor de misverstanden die hierdoor ontstaan zouden zijn, blijven verweerders tegenwerpingen naar het oordeel van de rechtbank overeind. Zo voert eiser aan dat in de zienswijze ten onrechte naar voren is gebracht dat het stuk grond dat hij in zijn bezit kreeg van zijn moeder was. Dit was echter eisers verklaring waarom juist hij als enige levende mannelijk nazaat van zijn moeder de grond geschonken zou hebben gekregen. Nu volgens eiser de grond toch van zijn vader was, houdt verweerders tegenwerping stand dat niet duidelijk is geworden waarom juist hij deze geschonken kreeg. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte tegengeworpen dat eisers verklaring dat hij het land mogelijk heeft gekregen omdat zijn vader niet gezond was, niet overeenkomt met zijn verklaring dat zijn vader ten tijde van de schenking verlamd was, maar verder niet ziek. Eisers stelling in beroep dat hij met de verklaring dat zijn vader verlamd was, bedoelde te zeggen dat zijn vader ziek was, verklaart nog steeds niet waarom eiser juist in 2015 de grond geschonken kreeg. Zoals verweerder niet ten onrechte tegenwerpt, kent eiser zijn vader immers niet anders dan verlamd. Eisers verklaring dat zijn volle broer die in 2013 op 27-jarige leeftijd is overleden de grond niet geschonken heeft gekregen omdat hij hier geen behoefte aan zou hebben gehad, volstaat naar het oordeel van de rechtbank niet. Verweerder heeft verder niet ten onrechte bevreemdingwekkend geacht dat eisers vader zijn vrouw en andere zonen niet op de hoogte zou hebben gesteld van de schenking. Met verweerder acht de rechtbank bevreemdend dat het niet in eiser was opgekomen om afstand van de grond - die hij kennelijk niet behoefde - te doen, nu hiermee de problemen met zijn halfbroers eenvoudig op te lossen waren.
4.3
Eisers beroepsgrond dat niet van hem verlangd kan worden dat hij bescherming van de autoriteiten gezocht zou hebben, omdat zijn vader dit niet wilde en de politie in Gambia bovendien corrupt is, treft geen doel. Verweerder beoordeelt immers al dat de schenking niet geloofwaardig wordt geacht. Eisers beroepsgrond dat verweerder zijn vrees voor voodoo niet met een Westerse bril moet beoordelen, treft om dezelfde reden geen doel.
5. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
6. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
Ten aanzien van de ambtshalve reguliere verblijfsvergunning
7.1
Eiser voert verder aan dat verweerder hem ten onrechte geen verblijfsvergunning regulier heeft verleend als alleenstaande minderjarige vreemdeling. Hij benadrukt dat hij ten tijde van zijn eerdere asielaanvraag in Italië jonger dan vijftien jaar was. Verder stelt hij dat voor hem in zijn land van herkomst geen adequate opvang is.
7.2
De rechtbank volgt verweerder dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden in paragraaf B8/6 van de Vreemdelingencirculaire. Eiser was ten tijde van de eerste verblijfsaanvraag niet jonger dan 15 jaar. Voorts werpt verweerder eiser terecht tegen dat niet is gebleken dat er voor eiser geen opvangmogelijkheden zijn. Eisers stelling dat zijn oudere zus, oom en tante in Gambia klein behuisd zijn en daarom niet in staat zullen zijn om opvang te bieden, is in dit kader onvoldoende. Voor zover eiser ter zitting heeft gesteld dat hij dan zijn halfbroers tegenkomt omdat deze op dezelfde compound wonen, geldt dat de door eiser gestelde problemen met zijn halfbroers niet geloofwaardig zijn geacht.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.