Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat volgens hem de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 8 november 2018. De gemachtigde van eiser, mr. J.W.J. van den Broek, heeft laten weten dat zij de belangen van eiser niet langer behartigt en niet ter zitting zal verschijnen.
De rechtbank heeft overwogen dat het inleidende beroepschrift van eiser geen beroepsgronden bevatte, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser is op dit verzuim gewezen en kreeg de gelegenheid om dit binnen vijf werkdagen te herstellen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank concludeert dat de gronden van beroep niet tijdig zijn ontvangen en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De onttrekking van mr. Van den Broek als gemachtigde heeft geen invloed op deze beslissing, aangezien deze plaatsvond na de deadline voor het indienen van de gronden van beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten door hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.