ECLI:NL:RBDHA:2018:15733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
NL18.19773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Sleeswijk Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door niet tijdig indienen van gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat volgens hem de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 8 november 2018. De gemachtigde van eiser, mr. J.W.J. van den Broek, heeft laten weten dat zij de belangen van eiser niet langer behartigt en niet ter zitting zal verschijnen.

De rechtbank heeft overwogen dat het inleidende beroepschrift van eiser geen beroepsgronden bevatte, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser is op dit verzuim gewezen en kreeg de gelegenheid om dit binnen vijf werkdagen te herstellen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank concludeert dat de gronden van beroep niet tijdig zijn ontvangen en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De onttrekking van mr. Van den Broek als gemachtigde heeft geen invloed op deze beslissing, aangezien deze plaatsvond na de deadline voor het indienen van de gronden van beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten door hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.19773

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.B. Steijn).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene bestuurswet (Awb) niet in behandeling genomen op de grond dat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.19774, plaatsgevonden op 8 november 2018. Eiser is, zonder voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde
.
Bij schrijven van 7 november 2018 heeft mr. J.W.J. van den Broek laten weten dat zij de belangen van eiser niet langer behartigt en zij niet ter zitting zal verschijnen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan het in artikel 6:5 van de Awb gestelde vereiste dat het beroepschrift de gronden van beroep omvat.
2. Het inleidende beroepschrift van 24 oktober 2018 bevat geen beroepsgronden in de zin van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser is bij brief van 25 oktober 2018 op dit verzuim gewezen. Verder is eiser bij deze brief in de gelegenheid gesteld, conform artikel 6:6 van de Awb, om het verzuim uiterlijk binnen vijf werkdagen te herstellen. In deze brief is ten slotte vermeld dat de rechter het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren als eiser het verzuim niet tijdig herstelt. Eiser heeft het verzuim niet binnen vijf werkdagen hersteld.
3. De rechtbank stelt vast dat de gronden van beroep niet tijdig zijn ontvangen. Gelet op voorgaande verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
4. Voor zover uit het dossier volgt dat mr. Van den Broek zich heeft onttrokken als gemachtigde van eiser, doet dat aan voornoemde beslissing van de rechtbank niet af. De onttrekking heeft immers plaatsgevonden na het verstrijken van de gestelde termijn voor het indienen van de gronden van beroep. Eiser was, blijkens uitlatingen van mr. Van den Broek, op de hoogte van haar beslissing om zijn belangen niet langer te behartigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.