ECLI:NL:RBDHA:2018:15734
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Sleeswijk Visser
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot verantwoordelijkheid van Zweden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eisers, van Djiboutiaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelden dat Zweden niet langer verantwoordelijk is, omdat zij meer dan drie maanden buiten het grondgebied van de Europese lidstaten hebben verbleven.
Tijdens de zitting op 8 november 2018 hebben eisers hun standpunt toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat zij het grondgebied van de lidstaten voor meer dan drie maanden hebben verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Zweedse autoriteiten het claimakkoord hebben afgegeven en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Zweden van onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat Zweden zich niet aan het verbod van refoulement zal houden.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.