ECLI:NL:RBDHA:2018:15738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
NL18.19709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Sleeswijk Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Zwitserland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Eritrese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 november 2018, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld.

De rechtbank overweegt dat de aanvraag van eiseres niet in behandeling is genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat uit Eurodac bleek dat eiseres eerder in Zwitserland een asielvergunning had aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Zwitserse autoriteiten op 8 augustus 2018 hebben ingestemd met de terugname van eiseres. Eiseres betwistte echter dat Zwitserland haar verdragsverplichtingen zou nakomen en voerde aan dat er een risico op refoulement bestond. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Zwitserland haar rechten onder het Vluchtelingenverdrag en het EVRM niet zou respecteren.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiseres niet in Nederland behandeld hoeft te worden, omdat de zus van eiseres geen familielid is in de zin van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.19709

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. C.J. Looijen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.B. Steijn).

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.19710, plaatsgevonden op 8 november 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Teklay. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997.
2. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Uit Eurodac is gebleken dat eiseres op 21 augustus 2015 in Zwitserland een asielvergunning heeft aangevraagd. Gelet op de beschikbare informatie heeft verweerder aan Zwitserland gevraagd om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening). De Zwitserse autoriteiten hebben hiermee ingestemd op 8 augustus 2018 op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Gebleken is dat Zwitserland haar verdragsverplichtingen niet nakomt en derhalve niet uitgegaan kan worden van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft lang en zonder toekomstperspectief biedende omstandigheden in Zwitserland moeten verblijven. Zij heeft lang moeten wachten op haar eerste inhoudelijke gehoor. Verder is gebleken dat Zwitserland niet nogmaals inhoudelijk een asielaanvraag beoordeeld, als zij dat al eerder hebben gedaan. Eiseres wijst hierbij op de uitspraak van 27 juli 2018 van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle (NL18.10072). Eiseres is van mening dat sprake is van een risico op refoulement. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat haar zus op basis van hetzelfde feitencomplex in Nederland een vergunning heeft gekregen, terwijl de aanvraag van eiseres in Zwitserland is afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat Zwitserland haar verdragsverplichtingen ingevolge het Vluchtelingenverdrag en het EVRM jegens haar niet na zal komen en dat bij haar terugkeer een situatie zal ontstaan die strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft bovendien deugdelijk gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Zwitserland sprake is van ernstige aan het systeem gerelateerde tekortkomingen op grond waarvan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en zij een risico loopt op (indirect) refoulement. Met het claimakkoord hebben de Zwitserse autoriteiten gegarandeerd het onderhavige asielverzoek in behandeling te nemen, zodat eiseres haar asielmotieven of nieuwe feiten of omstandigheden bij de Zwitserse autoriteiten naar voren kan brengen.
4.2
De rechtbank ziet geen aanleiding de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 27 juli 2018 (NL18.10072), te volgen. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van deze rechtbank zittingsplaats Haarlem, van 11 september 2018 (NL18.15065) en zittingsplaats Amsterdam, van 19 september 2018 (NL18.15477). De rechtbank is van oordeel dat, indien en voor zover Zwitserland zich niet houdt aan de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en/of de Procedurerichtlijn, verweerder onder verwijzing naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak K.R.S. t. het Verenigd Koninkrijk van 2 december 2008 (zaaknummer 32733/08, JV 2009/41), terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiseres zich hierover dient te beklagen bij de (hogere) Zwitserse autoriteiten of de geëigende instanties. Het uitgangspunt is dat over een eventuele schending van artikel 3 van het EVRM kan worden geklaagd vanuit de betrokken verantwoordelijke lidstaat. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als sprake is van ernstige structurele tekortkomingen in het systeem van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen, zoals bedoeld in het arrest van het EHRM van 21 januari 2011 in de zaak M.S.S. tegen België en Griekenland (zaaknummer 30696/09). Uit wat eiseres heeft aangevoerd kan niet worden afgeleid dat de asielprocedure in Zwitserland dergelijke structurele gebreken vertoont.
4.3
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het verblijf van de zus van eiseres in Nederland geen aanleiding is om de asielaanvraag van eiseres in Nederland te behandelen. Artikel 9 van de Dublinverordening is niet van toepassing, omdat de zus van eiseres geen familielid is in de zin van de Dublinverordening, zoals verweerder terecht heeft gesteld.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.