ECLI:NL:RBDHA:2018:15738
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Sleeswijk Visser
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Zwitserland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Eritrese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 november 2018, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de zaak behandeld.
De rechtbank overweegt dat de aanvraag van eiseres niet in behandeling is genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat uit Eurodac bleek dat eiseres eerder in Zwitserland een asielvergunning had aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Zwitserse autoriteiten op 8 augustus 2018 hebben ingestemd met de terugname van eiseres. Eiseres betwistte echter dat Zwitserland haar verdragsverplichtingen zou nakomen en voerde aan dat er een risico op refoulement bestond. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Zwitserland haar rechten onder het Vluchtelingenverdrag en het EVRM niet zou respecteren.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiseres niet in Nederland behandeld hoeft te worden, omdat de zus van eiseres geen familielid is in de zin van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.