ECLI:NL:RBDHA:2018:15739
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Sleeswijk Visser
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde asielaanvraag en inreisverbod voor eiser uit Bosnië en Herzegovina
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van een eiser, burger van Bosnië en Herzegovina. De eiser had op 5 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat de eiser geen gevolg had gegeven aan een eerder terugkeerbesluit en er geen nieuwe elementen waren aangevoerd die de aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had gehandeld door de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
Tijdens de zitting op 6 december 2018 was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning had ingediend, die in 2002 was afgewezen en dat dit besluit in rechte vaststaat. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser niet had aangetoond dat hij recht had op een reguliere verblijfsvergunning, ondanks zijn argument dat hij door bijzondere omstandigheden de legeskosten niet had betaald.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht geen vertrektermijn heeft gegeven aan de eiser, omdat deze niet had voldaan aan het eerdere terugkeerbesluit. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.