ECLI:NL:RBDHA:2018:15742
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Sleeswijk Visser
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2018 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De Staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Duitsland als verantwoordelijk land is aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser, die stelt de Tunesische nationaliteit te hebben, heeft op 29 juli 2018 in Nederland asiel aangevraagd, maar had eerder op 8 juni 2018 al een verzoek om internationale bescherming in Duitsland ingediend. Tijdens de zitting op 8 november 2018 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielprocedure. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van tekortkomingen in de Duitse asielprocedure die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen. De rechtbank wijst erop dat eiser in Duitsland de mogelijkheid heeft gehad om een asielverzoek in te dienen en dat er geen bewijs is geleverd van gebreken in de procedure. Eiser heeft ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat zijn aanvraag in Nederland behandeld zou moeten worden.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.