ECLI:NL:RBDHA:2018:15747
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Zwitserland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 16 november 2018, weigerde de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel in behandeling te nemen, met als argument dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting op 11 december 2018, waar ook een andere zaak werd behandeld, heeft de rechtbank de argumenten van de eiser en de verweerder gehoord.
De rechtbank overweegt dat de eiser op 13 september 2018 zijn asielaanvraag heeft ingediend en dat uit Eurodac blijkt dat hij eerder op 12 juli 2016 in Zwitserland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, dat is afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de Zwitserse autoriteiten op 20 september 2018 hebben ingestemd met de terugname van de eiser op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet heeft aangetoond dat er in Zwitserland sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen die zijn internationale verplichtingen schenden.
De rechtbank wijst erop dat het aan de eiser is om aan te tonen dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel niet van toepassing is in zijn geval. De rechtbank concludeert dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen dat Zwitserland zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van de eiser in Zwitserland op een individuele basis is beoordeeld en dat er geen reden is om aan te nemen dat hij zonder een individuele toetsing zal worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.