ECLI:NL:RBDHA:2018:15751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
NL18.21764
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Sleeswijk Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Soedanese vluchteling met etnische achtergrond in Darfur en vestigingsalternatief in Khartoem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Soedanese afkomst, die claimt etnisch Fur te zijn en problemen te hebben ondervonden tijdens de oorlog in Darfur. De eiser had op 4 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 november 2018 werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 december 2018, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig zijn, evenals zijn verklaringen over de oorlog in Darfur. Echter, de rechtbank oordeelt dat de eiser niet behoort tot een risicogroep en dat Khartoem als vestigingsalternatief kan worden beschouwd. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het verzoek om een tolk in de Fur-taal en de stelling dat hij als sympathisant van de oppositie wordt gezien, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.21764

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie).

ProcesverloopBij besluit van 13 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 4 oktober 2018 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Soedanese nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 1994.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij etnisch Fur is, in Darfur is opgegroeid en in de oorlog van 2002 problemen heeft meegemaakt. Hij heeft hierbij ook familieleden verloren. Eiser is gevlucht en in 2004 in een vluchtelingenkamp genaamd [X], nabij de stad Al Fasher, terechtgekomen. Hij stelt hier te hebben verbleven tot aan zijn vertrek op 28 april 2017. Hij is wel nog periodes naar Khartoem geweest, waar hij heeft gewoond en gewerkt en waar zijn echtgenote ook woont met haar familie. Eiser is steeds teruggekeerd naar [X]. Op 28 april 2017 is hij traditioneel getrouwd en heeft hij het land verlaten.
3. Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst vooralsnog geloofwaardig geacht. Zijn problemen in de oorlog in 2002 heeft verweerder ook geloofwaardig geacht. Eisers verklaringen dat hij in Khartoem heeft verbleven, heeft verweerder eveneens gevolgd. Ook dat eiser in de periode van 2004 tot zijn vertrek in april 2017 ook periodes in het [X] kamp aanwezig was en in 2009 daarbij een keer is mishandeld door agenten, heeft verweerder geloofwaardig geacht. Enkel de gestelde periodes van zijn verblijf in Khartoem worden niet geloofwaardig geacht. Deze periodes lijkt eiser te marginaliseren.
Ten aanzien van deze geloofwaardige verklaringen heeft verweerder overwogen dat deze geen reden vormen voor het verlenen van een asielvergunning, omdat eiser niet behoort tot een risicogroep en Khartoem als vestigingsalternatief wordt gezien. Eisers echtgenote, die zelf ook Fur is afkomstig uit Darfur, woont daar al 14 jaar met haar familie. Eiser heeft dezelfde periode al een relatie met haar. Uit eisers verklaringen blijkt volgens verweerder geenszins dat hij de periodes in Khartoem problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft geen beperkingen geconstateerd die het opbouwen van een bestaan in Khartoem zouden kunnen bemoeilijken.
4.1
Eiser voert aan dat verweerder hem met een tolk Fur had moeten horen, omdat hij zich minder goed kan uitdrukken in het Arabisch. Hij stelt dit reeds vanaf het begin van de procedure te hebben aangegeven.
4.2
De rechtbank stelt met verweerder vast dat eiser heeft aangegeven de tolk goed te kunnen verstaan en dat eiser ook niet specifiek heeft aangegeven wat fout is gegaan door het horen in het Arabisch.
5.1
Verder voert eiser aan dat het bestreden besluit in strijd is met het landenbeleid van verweerder. Eiser is Fur en afkomstig uit Darfur, waardoor hij volgens dit beleid door de Soedanese autoriteiten wordt aangezien als sympathisant van de gewapende oppositie. Hij hoort dan ook in aanmerking te komen voor een asielvergunning. Dat zijn verloofde in Khartoem woont en hij die stad meerdere malen heeft bezocht, maakt niet dat het landenbeleid niet op hem van toepassing is. Bij terugkeer zal hij door de Soedanese autoriteiten gezien worden als opposant. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte aanneemt dat eiser bij zijn vrouw in Khartoem kan verblijven. De vrouw trekt juist in bij de familie van de man en niet andersom.
5.2
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiser voor meerdere periodes in Khartoem bij zijn echtgenote heeft verbleven. De rechtbank volgt verweerder dat eiser zijn verblijf in Khartoem lijkt te marginaliseren, nu uit zijn eigen verklaringen volgt dat hij werkte in Khartoem en voornamelijk voor familiebezoek terugkeerde naar Darfur. Hierdoor is niet vast komen te staan dat eiser voorafgaande aan zijn komst naar Nederland zijn normale woonplaats in Darfur had, waardoor eiser volgens het landenbeleid in C7/26.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 niet wordt aangemerkt als vermeend aanhanger van een gewapende oppositiegroep en daarmee behoort tot een risicogroep. Anders dan eiser ter zitting stelde, heeft verweerder eiser dit in zijn besluitvorming tegengeworpen. Dat verweerder het landenbeleid Soedan niet heeft toegepast, is dan ook niet juist. Eiser voldoet niet aan de voorwaarde om volgens het landenbeleid als risicogroep te worden aangemerkt. Dat niet van eiser verwacht zou mogen worden bij zijn echtgenote in Khartoem te gaan wonen, omdat het niet gebruikelijk zou zijn om als man bij de vrouw te gaan wonen, is onvoldoende om Khartoem niet als vestigingsalternatief te mogen tegenwerpen.
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.