ECLI:NL:RBDHA:2018:15752
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Sleeswijk Visser
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Polen en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak hebben eisers, die de Azerbeidzjaanse nationaliteit hebben, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De reden hiervoor is dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvragen op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben op 1 augustus 2018 een asielaanvraag ingediend, maar uit Eurodac is gebleken dat zij eerder op 8 maart 2018 in Polen een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend.
Tijdens de zitting op 6 december 2018 zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft overwogen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat men ervan uitgaat dat de autoriteiten van Polen zich aan hun internationale verplichtingen houden. Eisers hebben echter geen concrete aanwijzingen kunnen aanvoeren dat Polen zijn verplichtingen niet nakomt, ondanks hun verwijzingen naar rapporten van mensenrechtenorganisaties.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Polen de verantwoordelijke lidstaat is en dat de eisers niet hebben aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Polen onevenredige hardheid met zich meebrengt. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij ook heeft opgemerkt dat de medische zorg in Polen vergelijkbaar is met die in Nederland. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de behandeling van de asielaanvragen aan Nederland te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 februari 2019.