ECLI:NL:RBDHA:2018:15817
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Oostenrijk voor behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eisers, van Russische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, maar zijn niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat eisers eerder asielaanvragen hebben ingediend in Oostenrijk en Duitsland, die zijn afgewezen. De Oostenrijkse autoriteiten hebben ingestemd met de terugname van eisers op basis van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de motivering van de staatssecretaris en dat de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat eisers niet hebben aangetoond dat zij een verzoek om uitstel of om de claimakkoorden te ontvangen hebben gedaan.
De rechtbank oordeelt dat de vrees van eisers voor indirect refoulement niet gegrond is, aangezien de Oostenrijkse autoriteiten hebben gegarandeerd dat hun verzoek om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen. De rechtbank wijst erop dat indien eisers menen dat Oostenrijk in strijd handelt met de relevante richtlijnen, zij daarover bij de Oostenrijkse autoriteiten moeten klagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week.