ECLI:NL:RBDHA:2018:15887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
09/994007-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van eigenaar van uitzendbureau voor valsheid in geschrift en misbruik van vertrouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, de eigenaar van een uitzendbureau, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren omdat hij feitelijk leiding had gegeven aan de vervalsing van kasbewijzen in de administratie van zijn uitzendbureau. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk kasbewijzen had vervalst, wat leidde tot onterecht verantwoordde geldbedragen in de administratie. De rechtbank stelde vast dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen dat instanties in de juistheid van documenten moeten kunnen stellen, en dat hij zijn verantwoordelijkheid als werkgever van uitzendkrachten had geschonden. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld en dat de feiten relatief oud waren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en de hoge bestuursrechtelijke boetes die aan de verdachte waren opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en legde een taakstraf op, waarbij de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging werden genomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/994007-15
Datum uitspraak: 11 december 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 maart 2018 (
pro forma) en 27 november 2018 (
inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.J. Boswijk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.J. de Deugd naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 27 november 2018 - ten laste gelegd dat:
Uitzendbureau [medeverdachte] en/of [verdachte] een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 april 2010 tot
29juni 2012, te 's-Gravenhage en/of Luttelgeest, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen
(telkens) de kas- en/of bedrijfsadministratie van Uitzendbureau [medeverdachte] . , zijnde die kas- en/of bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschriften ondermeer bevattende,
één of meer kasbewij(s)(zen), te weten;
- ( zaak 2) een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] ten name van [naam] , gedateerd 31 maart 2012 te Den Haag, ten bedrage van euro 760,83 met [omschrijving] ;
en/of
- ( zaak 3) een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, 23 juli 2011 ten bedrage van euro 835,27 met [omschrijving] ;
en/of
- ( zaak 6) een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, 7 april 2012 ten bedrage van euro 636,08 met [omschrijving] ;
en/of
- ( zaak 9) een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, 28 april 2012 ten bedrage van euro 144,91 met [omschrijving] ;
en/of
- ( zaak 14) een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, 29 mei 2010 ten bedrage van euro 1072,31 met [omschrijving] ;
en/of
- ( zaak 17) een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, 26 maart 2011 ten bedrage van euro 1143,54 met [omschrijving] ;
en/of
- ( zaak 19) een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Luttelgeest, 29 juni 2012 ten bedrage van euro 1156,84 met [omschrijving] ;
en/of
- ( zaak 21) een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, 29 juni 2012 ten bedrage van euro 535,52 met [omschrijving] ;
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben, zij verdachte, en/of haar mededader(s), toen en daar valselijk:
- in de/het kasbewij(s)(zen) genoemd onder zaak 2, 3, 6 en 9 (telkens) opgenomen dat er een betaling heeft plaatsgevonden, voor de ontvangst van welke betaling(en) de in het/die kasbewij(s)(zen) genoemd(e) perso(o)n(en) heeft/hebben getekend, terwijl die betaling(en) en/of ondertekening(en) (zoals genoemd in dat/die kasbewij(s)(zen)) niet heeft/hebben plaatsgevonden
en/of
- bij de/het kasbewij(s)(zen) genoemd onder zaak 14, 17, 19 en 21 de perso(o)n(en) genoemd in die kasbewij(s)(zen) een blanco kasbewijs heeft/hebben laten en/of doen laten ondertekenen en/of (vervolgens) op dit/die ondertekende blanco kasbewij(s)(zen) een betaling heeft/hebben vermeld, die niet heeft/hebben plaatsgevonden
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) tot bovenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen.

3.Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging is, omdat sprake is van schending van het una via-beginsel, een variant op het ne bis in idem beginsel. Aan de verdachte is ter zake van feiten en omstandigheden die ook aan de onderhavige vervolging ten grondslag liggen een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opgelegd. De verdachte heeft daartegen bezwaar gemaakt. De verdediging wijst in dit verband op de boetebesluiten van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna te noemen: ISZW) van 13 april 2016 aan het Uitzendbureau [medeverdachte] . , aan [verdachte] en aan [medeverdachte] , en de brief van de ISZW van 15 april 2016 betreffende een last onder dwangsom voor Uitzendbureau [medeverdachte] . ter zake van nabetalingen.
Het ne bis in idem-beginsel of het verbod van dubbele vervolging, zoals dat onder meer is neergelegd in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (hierna te noemen: Sr), houdt in dat iemand niet tweemaal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit. Het zogenoemde una via-beginsel vindt zijn grondslag in artikel 5:44 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) en strekt ter voorkoming van de cumulatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sanctionering voor hetzelfde feit.
De rechtbank stelt vast dat de bestuurlijk boete en de last onder dwangsom die de ISZW aan de verdachte heeft opgelegd zien op het overtreden van de artikelen 7 en 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna te noemen: Wml) in de periode van 2010 tot en met 2012. Het aan de verdachte in deze strafzaak tenlastegelegde feit (gebaseerd op artikel 225, eerste lid, Sr) ziet op het valselijk opmaken van kasbewijzen in de loon- en bedrijfsadministratie van het uitzendbureau in diezelfde periode.
De rechtbank is van oordeel dat overtreding van de Wml een ander feit met in de kern genomen andere gedragingen betreft, namelijk het niet of onvoldoende uitbetalen van loon aan werknemers, dan de aan verdachte verweten vorm van valsheid in geschrift in de vorm van het valselijk opmaken van kasbewijzen die in een bedrijfs- en loonadministratie zijn opgenomen. Ook de rechtens te beschermen belangen, te weten de rechten van werknemers en het vertrouwen dat het maatschappelijk verkeer moet kunnen hechten aan de betrouwbaarheid van schriftelijke stukken en bedrijfsadministraties, verschillen naar het oordeel van de rechtbank wezenlijk.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de bestuursrechtelijke handhaving en de strafvervolging in dit geval geen betrekking hebben op hetzelfde feit als bedoeld in artikel 68 Sr. Als gevolg daarvan is de strafrechtelijke vervolging van de verdachte niet in strijd met het bepaalde in artikel 243, tweede lid, Sv. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
4. Bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Naar aanleiding van meldingen van onderbetaling van uitzendkrachten van Uitzendbureau [medeverdachte] . die werkzaam zouden zijn bij [bedrijf] in Almere en [bedrijf] in Luttelgeest is de ISZW een bestuursrechtelijk onderzoek gestart. De resultaten van dit onderzoek hebben geleid tot een strafrechtelijk onderzoek.
Wat betreft de structuur van en de werkzaamheden binnen het Uitzendbureau [medeverdachte] . stelt de rechtbank - op grond van de verklaringen van verschillende betrokkenen - het volgende vast voor wat betreft de tenlastegelegde periode:
- Bestuurder en enig aandeelhouder van Uitzendbureau [medeverdachte] . is [verdachte] .. Bestuurder en enig aandeelhouder van [verdachte] . is [verdachte] . [2]
- [verdachte] is directeur en eigenaar van het uitzendbureau. Hij stuurt het kantoorpersoneel aan en neemt uiteindelijk ook de belangrijke beslissingen. Hij is bevoegd de uitzendovereenkomst aan te gaan en te ondertekenen. Hij doet de loonadministratie van het uitzendbureau, voert samen met andere medewerkers de uren van de uitzendkrachten in het loonadministratiesysteem in en maakt de loonstroken. Hij haalt het geld dat contant moet worden uitbetaald van de bank, rekent uit hoeveel er betaald moet worden per uitzendkracht, maakt de kasbewijzen op en stopt het geldbedrag met een kasbewijs in een envelop. Soms helpen stagiaires bij het opmaken van de kasbewijzen, maar alles vindt plaats onder zijn controle. Wanneer de kasbewijzen weer terug zijn, verwerkt hij de kasbewijzen in de kasadministratie. De kasbetalingen worden ook door hemzelf op kantoor gedaan. [3]
- [medeverdachte] is de ‘general manager’ van het uitzendbureau. Hij werft klanten, heeft contact met de inleners, draagt zorg voor de belastingadministratie en zoekt de relevante wet- en regelgeving uit. Hij is verantwoordelijk voor de aangiftes van de loonbelasting, de BTW en de omzet. Hij spreekt met de planners om een plan van aanpak te maken. Hij brengt soms de enveloppen en de kasbewijzen naar Luttelgeest en overhandigt deze aan [medeverdachte] zodat die de uitzendkrachten van het uitzendbureau hun geld kan overhandigen. [4]
- [medeverdachte] is locatiemanager bij [bedrijf] in Luttelgeest, een van de inleners. Hij stuurt daar de uitzendkrachten aan en heeft in Luttelgeest uitzendkrachten van het uitzendbureau kasbewijzen laten tekenen voor het overhandigen van hun geld. Hij controleert de werktijden van de werknemers en geeft deze door aan het uitzendbureau zodat deze in de systemen kunnen worden verwerkt. [5]
- [medeverdachte] is allround medewerker bij het uitzendbureau en projectmanager bij [bedrijf] in Almere. Hij neemt nieuw personeel aan, voert gesprekken met hen ten aanzien van de functie en de werkzaamheden en maakt de planning van het werk voor de uitzendkrachten. Hij heeft als projectmanager in Den Haag uitzendkrachten hun geld overhandigd na het ondertekenen van een kasbewijs. [6]
In de kern wordt de verdachte (hierna ook: [verdachte] ) verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de navolgende gedraging:
- het door Uitzendbureau [medeverdachte] . (hierna te noemen: ( [medeverdachte] ) en/of [verdachte] ., al dan niet samen met anderen, in de periode van 26 april 2010 tot 29 juni 2012 vals opmaken/vervalsen van acht kasbewijzen in de kas- en bedrijfsadministratie met het oogmerk deze kasbewijzen als echt en onvervalst te gebruiken.
Van vier kasbewijzen (zaak 2, 3, 6 en 9) is het verwijt dat de handtekening daarop niet door de betrokken uitzendkrachten is geplaatst en dat de daarop vermelde betaling niet heeft plaatsgevonden. Van de andere vier kasbewijzen (zaak 15, 17, 19 en 21) is het verwijt dat de betrokken uitzendkrachten hun handtekening hebben geplaatst op een blanco kasbewijs en dat vervolgens daarop een bedrag is vermeld dat niet is uitbetaald.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, zoals verwoord in een uitgebreide pleitnota, uitvoerig verweer gevoerd ten aanzien van alle onderdelen van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. De rechtbank begrijpt dat de verdediging zich daarmee op het standpunt heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Waar nodig zal de rechtbank op de gevoerde verweren responderen.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de tenlastegelegde kasbewijzen vals zijn opgemaakt of zijn vervalst. Indien de rechtbank deze vraag bevestigend beantwoordt, zal zij vervolgens moeten vaststellen of deze gedragingen aan [medeverdachte] kunnen worden toegerekend. Indien de rechtbank ook deze vraag bevestigend beantwoordt, zal zij moeten vaststellen of de verdachte hieraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Zijn de ten laste gelegde kasbewijzen vals opgemaakt?
De kasbewijzen
In de administratie van [medeverdachte] bevonden zich vele kasbewijzen, waaronder onderstaande kasbewijzen ten name van de volgende personen:
- ( zaak 2) [naam] , gedateerd [datum] te Den Haag, ten bedrage van euro 760,83 met omschrijving [code] [7] [code]
- ( zaak 3) [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 835,27 met omschrijving [code] [8] [code]
- ( zaak 6) [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 636,08 met omschrijving [code] [9] [code]
- ( zaak 9) [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 144,91 met omschrijving [code] [10] [code]
- ( zaak 14) [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 1072,31 met omschrijving [code] [11] [code]
- ( zaak 17) [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 1143,54 met omschrijving [code] [12] [code]
- ( zaak 19) [naam] , gedateerd Luttelgeest, [datum] ten bedrage van euro 1156,84 met omschrijving [code] [13] [code]
- ( zaak 21) [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 535,52 met omschrijving [code] [14] [code]
Ten aanzien van de zaken 2, 3, 6 en 9
De verklaringen van de uitzendkrachten
[naam] , [naam] , [naam] en [naam] hebben allen verklaard dat de handtekeningen op de hiervoor genoemde en op hun naam gestelde kasbewijzen niet van hen zijn en dat zij de daarop vermelde bedragen niet hebben ontvangen. [15]
Forensisch handschriftonderzoek
De gerechtelijk deskundige voor handschriftonderzoek W. de Jong van Niehoff & De Jong Forensisch Schriftonderzoek heeft forensisch handschriftonderzoek gedaan naar de echtheid van de handtekeningen op voornoemde kasbewijzen. De deskundige concludeert in het door hem opgestelde deskundigenrapport dat de handtekening op het kasbewijs in zaak 2
met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheidniet door de betrokken uitzendkracht op het betwiste kasbewijs is geplaatst en dat de handtekeningen in de zaken 3, 6 en 9
met zeer hoge waarschijnlijkheidniet door de betrokken uitzendkracht op het betwiste kasbewijs zijn geplaatst. [16]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting als tegenover de verbalisanten van de ISZW verklaard dat de betrokken uitzendkrachten zelf de handtekening moeten hebben geplaatst en dat zij het op het kasbewijs vermelde geldbedrag ook hebben ontvangen.
De raadsman van de verdachte heeft geen verweer gevoerd tegen de conclusie van de deskundige.
Ten aanzien van de zaken 14, 17, 19 en 21
De verklaringen van de uitzendkrachten
[naam] , [naam] , [naam] en [naam] hebben allen verklaard dat de handtekeningen op de hiervoor genoemde en op hun naam gestelde kasbewijzen weliswaar van hen zijn, maar dat zij de daarop vermelde bedragen niet hebben ontvangen. Zij hebben blanco kasbewijzen moeten ondertekenen. [17]
[naam] heeft verder onder meer verklaard dat zij in 2010 bij [bedrijf] in Luttelgeest heeft gewerkt en dat haar baas [naam] was. Zij kreeg van hem een envelop met haar naam erop en daarbij zat een kwitantie/kasbewijs. In de envelop zat geld en een briefje waarop stond vermeld hoeveel geld in de envelop zat. Na het geld gecontroleerd te hebben, tekende zij het kasbewijs. Op het kasbewijs stond geen bedrag ingevuld. [18]
[naam] heeft verder onder meer verklaard dat zij vanaf december 2010 tot medio mei 2011 heeft gewerkt voor [medeverdachte] . Zij kreeg contant betaald en kreeg meestal van [medeverdachte] een envelop. Het contante geld zat daarin, met daarbij een briefje waarop het aantal gewerkte uren stond vermeld en het bedrag dat in de envelop zat. Zij controleerde haar salaris en tekende het kasbewijs. [medeverdachte] liet haar altijd tekenen. De kasbewijzen waren altijd leeg. [19]
[naam] heeft verder onder meer verklaard dat hij vanaf mei 2011 voor [medeverdachte] in Almere werkte en per bank werd betaald. Hij is een aantal keer contant uitbetaald. Dit betrof steeds hooguit 100 euro. Hij moest voor de uitbetaling naar het kantoor van [medeverdachte] . Hij kreeg van hem een kleine envelop met geld en een stukje papier met daarop vermeld het bedrag dat hij nog moest ontvangen. Ook moest hij een kasbewijs tekenen. Daar stond behalve zijn naam verder helemaal niets op. [20]
[naam] heeft verder onder meer verklaard dat zij in 2011 en 2012 wekelijks per bank werd betaald door [medeverdachte] en soms contant een dagloon, hooguit 60 euro, betaald kreeg. Zij heeft blanco kwitanties getekend op kantoor. Ze moest haar handtekening plaatsen op een verder niet ingevuld kasbewijs. Zij belde met [medeverdachte] zei dat als zij niet tekende, zij dan niet uitbetaald zou krijgen. [21]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting als tegenover de verbalisanten van de ISZW verklaard dat de betrokken uitzendkrachten hun handtekening niet op een blanco maar op een reeds ingevuld kasbewijs hebben geplaatst en dat zij het op dat kasbewijs vermelde geldbedrag hebben ontvangen.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande blijkt dat op een viertal kasbewijzen (zaken 2, 3, 6 en 9) handtekeningen stonden die afkomstig leken te zijn van de daarop vermelde personen, maar waarvan de betreffende personen hebben verklaard dat zij die kasbewijzen niet hebben ondertekend en dat zij de op de kasbewijzen vermelde geldbedragen niet hebben ontvangen.
Uit het voorgaande blijkt verder dat op een viertal kasbewijzen (zaken 14, 17, 19 en 21) weliswaar handtekeningen stonden die afkomstig waren van de daarop vermelde personen, maar waarvan de betreffende personen hebben verklaard dat zij blanco kasbewijzen hebben ondertekend en dat zij de op de kasbewijzen vermelde geldbedragen niet hebben ontvangen.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de betreffende getuigen. De valsheid van de handtekeningen vindt daarnaast steun in het deskundigenrapport. De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van het forensisch handschriftonderzoek met betrekking tot de echtheid van de handtekeningen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing en volgt de deskundige in zijn conclusie. De verklaringen ondersteunen elkaar bovendien op essentiële onderdelen. Alle getuigen hebben meerdere verklaringen afgelegd en verklaren consistent over de wijze van uitbetaling, de hoogte van de contant uitbetaalde bedragen en het ondertekenen van blanco kasbewijzen.
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat:
  • de kasbewijzen in de zaken 2, 3, 6 en 9 vals zijn opgemaakt, nu de op deze kasbewijzen geplaatste handtekeningen niet zijn geplaatst door de daarop genoemde personen en de daarop vermelde geldbedragen niet zijn betaald;
  • de kasbewijzen in de zaken 14, 17, 19 en 21 vals zijn opgemaakt, nu de daarop vermelde geldbedragen niet zijn betaald.
Kunnen deze gedragingen aan [medeverdachte] worden toegerekend?
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beantwoording van deze vraag veelal gaat om gedragingen van een fysieke dader die (vervolgens) worden toegerekend aan een rechtspersoon als functionele dader.
Voor de beantwoording van de vraag of een gedraging redelijkerwijs aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, is het van belang vast te stellen of deze gedragingen zijn verricht ‘in de sfeer van’ die rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon is sprake als zich één of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
 het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
 de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
 de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf;
 de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de bovengenoemde kasbewijzen vals zijn opgemaakt. De rechtbank heeft onder 4.1 vastgesteld welke werkzaamheden [verdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben verricht binnen en voor [medeverdachte] . Op grond hiervan en op grond van de verklaringen van de getuigen, stelt de rechtbank vast dat zij allen betrokkenheid hebben gehad bij de handelingen met betrekking tot de kasbewijzen:
  • [verdachte] maakte de kasbewijzen op;
  • [medeverdachte] en [medeverdachte] brachten kasbewijzen naar Luttelgeest;
  • [verdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben kasbewijzen laten ondertekenen bij het overhandigen van de enveloppen met geld;
  • [verdachte] verwerkte de kasbewijzen in de kas- en bedrijfsadministratie.
Tussenconclusie
De valse kasbewijzen stonden op naam van [medeverdachte] en zijn vervolgens opgenomen in de kas- en bedrijfsadministratie van [medeverdachte] . Het voeren van administratie is onderdeel van de normale bedrijfsvoering, de gedragingen zijn gepleegd door personen die werkzaam waren ten behoeve van [medeverdachte] en zijn [medeverdachte] dienstig geweest. Het vals opmaken van de kasbewijzen en het opnemen in de administratie zijn daarmee verricht ‘in de sfeer van’ die rechtspersoon en kan daarom aan [medeverdachte] worden toegerekend.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat [medeverdachte] zo bewust en nauw heeft samengewerkt met de personen die werkzaam waren ten behoeve van [medeverdachte] dat dit medeplegen oplevert.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat [verdachte] . hierbij geen actieve rol heeft gespeeld.
Heeft de verdachte feitelijk leiding gegeven aan de strafbare gedragingen?
Nu is vastgesteld dat [medeverdachte] in de periode van 26 april 2010 tot 29 juni 2012 een strafbaar feit heeft begaan, dient zich de vraag aan of [verdachte] kan worden aangemerkt als leidinggevende en in die hoedanigheid strafrechtelijk aansprakelijk is voor dat handelen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank heeft onder 4.1 vastgesteld welke werkzaamheden [verdachte] heeft verricht binnen en voor [medeverdachte] . Daarnaast is [verdachte] , via [verdachte] ., bestuurder en enig aandeelhouder van [medeverdachte] . Hieruit kan worden afgeleid dat de feitelijke positie van [verdachte] binnen [medeverdachte] van dien aard was dat hij in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als feitelijk leidinggevende van die rechtspersoon. Dat betekent dat hij als feitelijk leidinggever voor de door deze rechtspersoon gepleegde strafbare feiten verantwoordelijk te houden is.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
Uitzendbureau [medeverdachte] in de periode van 26 april 2010 tot 29 juni 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een anderen, (telkens) de kas- en bedrijfsadministratie van Uitzendbureau [medeverdachte] . , een samenstel van geschriften bevattende kasbewijzen, te weten;
- een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] ten name van [naam] , gedateerd 31 maart 2012 te Den Haag, ten bedrage van euro 760,83 met omschrijving rest v/d loon + VD/VG per 3;
en
- een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 835,27 [code] ;
en
- een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 636,08 [code] ;
en
- een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 144,91 [code] ;
en
- een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 1072,31 [code] ;
en
- een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 1143,54 [code] ;
en
- een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Luttelgeest, [datum] ten bedrage van euro 1156,84 [code] ;
en
- een kasbewijs van uitzendbureau [medeverdachte] . ten name van [naam] , gedateerd Den Haag, [datum] ten bedrage van euro 535,52 [code] ;
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en haar mededaders, toen en daar valselijk:
- in de kasbewijzen genoemd onder zaak 2, 3, 6 en 9 (telkens) opgenomen dat een betaling heeft plaatsgevonden, voor de ontvangst van welke betaling de in die kasbewijzen genoemde personen hebben getekend, terwijl die betalingen en/of ondertekeningen (zoals genoemd in die kasbewijzen) niet hebben plaatsgevonden
en
- bij de kasbewijzen genoemd onder zaak 14, 17, 19 en 21 de personen genoemd in die kasbewijzen een blanco kasbewijs hebben laten ondertekenen en vervolgens op die ondertekende blanco kasbewijzen betaling
enhebben vermeld, die niet hebben plaats gevonden
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de strafoplegging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met de hoge kosten die de verdachte in het kader van deze zaak heeft gehad, de enorm lange doorlooptijd van deze zaak en met het feit dat de verdediging verweermogelijkheden zijn onthouden doordat tijdig ingediende verzoeken door tijdsverloop niet meer konden worden opgevolgd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft als eigenaar feitelijk leiding gegeven aan de strafbare gedragingen van zijn uitzendbureau. Dit uitzendbureau heeft samen met anderen opzettelijk kasbewijzen vervalst en in haar administratie opgenomen. Hiermee zijn ten onrechte geldbedragen in de administratie verantwoord. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat instanties in de juistheid van bepaalde geschriften en documenten moeten kunnen stellen, maar ook van zijn verantwoordelijkheid als werkgever van uitzendkrachten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 14 februari 2018, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank constateert dat het in deze zaak om betrekkelijk oude feiten gaat en houdt rekening met het tijdsverloop in deze zaak. De verdachte is op 20 oktober 2014 voor het eerst als verdachte verhoord. Eerst op 27 maart 2018 is de zaak pro forma ter terechtzitting behandeld. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bepaalde bijzondere omstandigheden. Nu de rechtbank van dergelijke bijzondere omstandigheden niet is gebleken en heden, 11 december 2018, vonnis wordt gewezen, stelt zij vast dat de redelijke termijn met ruim twee jaren is overschreden. De rechtbank zal hiermee bij de bepaling van de strafmaat ten voordele van de verdachte rekening houden.
De rechtbank constateert verder dat de verdachte (als toenmalig bestuurder), het uitzendbureau en haar huidige bestuurder forse bestuursrechtelijke boetes (totaal ruim € 380.000,00) opgelegd hebben gekregen. Deze boetes zijn voldaan. Daarnaast is als bestuurlijke last onder dwangsom ruim €15.000,00 betaald aan volgens ISZW niet betaalde bedragen.
De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van het feit van oordeel dat in beginsel een forse taakstraf een passende straf is. Rekening houdend met de ouderdom van het feit, de forse overschrijding van de redelijke termijn en de bestuursrechtelijke boetes kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met een taakstraf van kortere duur dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
100 (honderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (vijftig) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. M.M.F. Holtrop, rechter,
mr. J. Montijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 6640/2013/724 (Onderzoek CAUX) van de Inspectie SZW (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), Directie Opsporing, Interventieteam Aanpak Malafide Uitzendbureaus, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1783).
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 211.
3.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2018; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 211 t/m 213; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 262 t/m 264.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 261 t/m 263; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 212 en 213.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 311 en 312; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 213; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 263.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , p. 332 en 333; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 262 en 263; verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2018.
7.Een geschrift, te weten een kopie van een kasbewijs, documentcode Doc-007-0a, p. 489.
8.Een geschrift, te weten een kopie van een kasbewijs, documentcode Doc-008-0a, p. 514.
9.Een geschrift, te weten een kopie van een kasbewijs, documentcode Doc-009-0b, p. 556.
10.Een geschrift, te weten een kopie van een kasbewijs, documentcode Doc-011-0b, p. 656.
11.Een geschrift, te weten een kopie van een kasbewijs, documentcode Doc-012-0f, p. 696.
12.Een geschrift, te weten een kopie van een kasbewijs, documentcode Doc-013-0c, p. 745.
13.Een geschrift, te weten een kopie van een kasbewijs, documentcode Doc-011-0d, p. 658.
14.Een geschrift, te weten een kopie van een kasbewijs, documentcode Doc-014-0b, p. 777.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 116 en 127; proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 134 en 139; proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 142 en 146; proces-verbaal van verhoor getuige [naam] p. 159, 164 en 165.
16.Een geschrift, te weten een ‘Deskundigenrapport betreffende forensisch schriftonderzoek’ [code] ), p. 371, 372, 373, 384, 385, 388 en 391 t/m 394, met bijlagen.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 171, 172 en 174; proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 180, 183 en 185; proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 164, 167 en 168; proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 193, 194 en 199.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 171 t/m 174.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] p. 180, 182, 183 en 185.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 164 t/m 168.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 193, 194, 197 en 199.