Overwegingen
1. Eiseres is afkomstig uit Syrië. Zij heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en staatloos te zijn. Referent heeft namens haar op 4 april 2016 een aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis ingediend. Bij besluit van 9 juni 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Referent is Nederland op 5 september 2015 ingereisd. In geschil is of het traditionele of religieuze huwelijk van referent en eiseres als rechtsgeldig kan worden aangemerkt ten tijde van de inreis van referent. Verweerders vaststelling dat geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, is niet door eiseres bestreden.
3. De door referent overgelegde documenten, te weten een uittreksel uit het bevolkingsregister, een huwelijksakte en een huwelijksbevestiging door de shariarechtbank zijn door het Bureau Documenten van verweerder echt bevonden. De bevestiging van de huwelijksakte vermeldt als trouwdatum 10 november 2014. Zowel de huwelijksakte als de huwelijksbevestiging door de shariarechtbank zijn op 6 april 2016 opgesteld.
4. In het door eiseres aangehaalde ‘Thematische ambtsbericht documenten in Syrië’ van de minister van Buitenlandse Zaken van 9 oktober 2017, p. 19, staat vermeld: “Voor de Syrische autoriteiten geldt de datum die de shariarechtbank bepaalt als de officiële huwelijksdatum. De rechtbank neemt hiertoe meestal de datum over van het religieuze (traditionele) huwelijk, op basis van het religieuze huwelijkscontract.” De datum waarop het huwelijk is gesloten, 10 november 2014, is de datum waarop eiseres en referent een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk hebben gesloten, aldus eiseres en referent.
5. Verweerder is van mening dat op het moment van binnenkomst van referent in Nederland nog geen sprake was van een rechtsgeldig huwelijk. Het huwelijk is pas na binnenkomst ingeschreven in de Syrische burgerlijke stand. Er is pas sprake van een naar Syrisch recht rechtsgeldig huwelijk indien is voldaan aan alle materiële en formele vereisten, neergelegd in de artikelen 45 en 47van het Syrische Burgerlijk Wetboek (hierna: het Syrische BW), aldus verweerder. Dit houdt in dat de registratie van het huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand moet worden aangemerkt als een zelfstandig formeel vereiste voor de rechtsgeldigheid van het huwelijk. Verder dient binnen tien dagen na de huwelijkssluiting de huwelijksakte door de rechter naar de ambtenaar van de burgerlijke stand te worden gezonden. Als daar niet aan is voldaan, dan is het huwelijk niet rechtsgeldig. Het moment van inschrijving in de Syrische burgerlijke stand, in dit geval 6 april 2016, is leidend, aldus verweerder.
6. Verweerder heeft zich voorts naar aanleiding van de door de rechtbank bij de heropeningsuitspraak gestelde vragen primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van een schijnhuwelijk, gelet op de ter zitting door referent afgelegde tegenstrijdige en inconsistente verklaringen. Verweerder verwijst in dit verband tevens naar de verklaringen die eiser tijdens het eerste gehoor van 3 februari 2016, het nader gehoor van 5 februari 2016 en bijbehorende correcties en aanvullingen ten behoeve van zijn asielprocedure heeft afgelegd. Subsidiair handhaaft verweerder zijn standpunt dat een huwelijk naar Syrisch recht rechtsgeldig is indien aan alle materiële en formele vereisten van het Syrische BW is voldaan.
7. Eiseres heeft hierop onder meer gereageerd met een verwijzing naar een e-mail van 24 oktober 2018 van mw. E. van Eijk, auteur van het proefschrift/boek ‘Family Law in Syria’. Zij verklaart hierin dat de datum van het traditionele huwelijk moet worden gezien als de officiële huwelijksdatum (met terugwerkende kracht door bekrachtiging en inschrijving in de burgerlijke stand). Immers, wanneer er kinderen uit het huwelijk worden geboren, na sluiting van het traditionele huwelijk, echter vóór bekrachtiging en inschrijving van het huwelijk, dan worden deze kinderen als wettige kinderen aangemerkt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een verblijfsvergunning asiel worden verleend aan de echtgenoot van de vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de vreemdeling behoorde tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.
9. Uit deze bepaling volgt dat sprake moet zijn van een geldig huwelijk ten tijde van de binnenkomst van de vreemdeling, referent, in Nederland.
10. Op grond van artikel 10:31, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk als rechtsgeldig erkend, indien dit huwelijk ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden aldaar rechtsgeldig is.
11. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de laatst aangehaalde bepaling uit het BW mee dat voor de vraag op welke datum eiseres en referent een (volgens internationaal privaatrecht) rechtsgeldig huwelijk zijn aangegaan, bepalend is op welke datum dit huwelijk volgens het Syrische recht als rechtsgeldig wordt aangemerkt.
12. De rechtbank is van oordeel dat uit de door verweerder overgelegde informatie op grond van het Syrische BW niet eenduidig af te leiden is dat het huwelijk eerst rechtsgeldig is op het tijdstip van de inschrijving van het huwelijk in de Syrische Burgerlijke stand.
De uitleg van de artikelen 45 en 47 van het Syrische BW komt niet overeen met de tekst van het ‘Thematische ambtsbericht documenten in Syrië’ van de minister van Buitenlandse Zaken van 9 oktober 2017, p. 19, waaruit blijkt dat voor de Syrische autoriteiten de datum geldt die de shariarechtbank bepaalt als officiële huwelijksdatum, wat meestal de datum is van het religieuze of traditionele huwelijk.
13. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid geboden na de heropeningsbeslissing nader onderzoek op dit punt te verrichten en zijn besluit alsnog van een deugdelijke motivering te voorzien. De rechtbank stelt vast dat verweerder dat heeft nagelaten. De primaire stelling van verweerder dat sprake is van een schijnhuwelijk, kan geen doel treffen. Het Bureau Documenten van verweerder heeft de overgelegde documenten, waaruit blijkt dat sprake is van een huwelijk tussen referent en eiseres, immers echt bevonden. Het subsidiaire standpunt van verweerder, dat het eerdere standpunt omtrent de datum van de huwelijkssluiting wordt gehandhaafd, voegt niets toe aan de motivering van het bestreden besluit. Zoals hiervoor is overwogen, is deze motivering nu juist ontoereikend.
14. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank komt niet verder dan een kale vernietiging, nu verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om (al dan niet na nader onderzoek) nader inzicht te verschaffen omtrent de in aanmerking te nemen huwelijksdatum.
15. De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar zal vergoeden. Daarnaast zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.272,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, en ½ punt voor de schriftelijke reactie na heropening, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).