In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2018 een beschikking gegeven inzake de adoptie van een minderjarige, geboren in Israël. Verzoekers, [Y] en [X], hebben op 1 september 2017 een verzoekschrift ingediend tot erkenning van de buitenlandse adoptie van de minderjarige, alsook tot het uitspreken van de adoptie naar Nederlands recht. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder berichten van de ambtenaar van de burgerlijke stand en de overgelegde geboorteakte van de minderjarige. Tijdens de zitting op 26 maart 2018 zijn verzoekers verschenen, terwijl de ambtenaar niet ter zitting is verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers de Nederlandse nationaliteit hebben en sinds 24 juli 2001 gezamenlijk op een adres in Nederland zijn ingeschreven. De adoptieprocedure in Israël is gestart, maar de rechtbank concludeert dat er geen formele adoptie heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de vraag beantwoord of er sprake is van een adoptie die onder het Haagse Verdrag valt of een buitenlandse adoptiebeslissing die voor erkenning in aanmerking komt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers in Israël zijn benoemd tot voogd over de minderjarige, maar dat er geen adoptie is gerealiseerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot adoptie naar Nederlands recht toegewezen, waarbij de namen van de minderjarige zijn vastgesteld en de geslachtsnaam is erkend. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en de noodzakelijke gegevens voor de opmaak van een geboorteakte vastgesteld. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. H. Dragtsma, bijgestaan door griffier mr. M. Corver.