ECLI:NL:RBDHA:2018:16206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
6307324 RL EXPL 17-23083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Th. Nijhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake Leidingschaderecht tussen Verkade Beheer B.V., Verkade Beton B.V. en Westland Infra Netbeheer B.V. en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.

In deze zaak, die betrekking heeft op leidingschade, zijn Verkade Beheer B.V. en Verkade Beton B.V. eiseressen in conventie en verweersters in reconventie tegen Westland Infra Netbeheer B.V., de gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De kantonrechter heeft op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan na een eerdere zitting en een tussenvonnis van 17 mei 2018. De procedure betreft de beoordeling van schadeclaims die zijn ingediend door Verkade Beton, die stelt dat de schade die door Westland Infra is veroorzaakt, niet correct is begroot. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Verkade Beton de schadebegroting van Westland Infra heeft geaccepteerd door deze op 5 augustus 2016 te betalen, zonder voorafgaand bezwaar te maken. De kantonrechter oordeelt dat Verkade Beton niet kan terugkomen op deze acceptatie en dat de door Westland Infra gehanteerde herstelmethodiek niet onjuist is. De vordering van Verkade Beton wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. In de reconventie wordt de vordering van WIN afgewezen, met veroordeling van WIN in de kosten. Daarnaast wordt in de zaak Delta Lloyd een comparitie van partijen gepland om te bezien of een schikking kan worden bereikt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
MN
Rolnummer: 6307324 RL EXPL 17-23083
25 oktober 2018
[jw.sys.1.rolnummer]
Vonnis
in de zaken van:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VERKADE BEHEER B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERKADE BETON B.V.,
beiden gevestigd te Monster,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
gemachtigde: mr. K. Dirlik,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WESTLAND INFRA NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Poeldijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: [gemachtigde] .
en:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VERKADE BEHEER B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERKADE BETON B.V.,
beiden gevestigd te Monster,
eiseressen,
gemachtigde: mr. K. Dirlik,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gedaagde
gemachtigde: mr. P.E. Bloemendal.
De hiervoor genoemde twee zaken worden, evenals in het vonnis van 17 mei 2018, hierna aangeduid als respectievelijk de zaak WIN en de zaak Delta Lloyd. Partijen in de zaak WIN worden hierna aangeduid als respectievelijk Verkade Beheer, Verkade Beton en WIN. Partijen in de zaak Delta Lloyd worden hierna aangeduid als respectievelijk Verkade Beheer, Verkade Beton en Delta Lloyd.

1.Verdere verloop van de procedure

In zaak WIN in conventie en reconventie
De kantonrechter heeft na het tussenvonnis van 17 mei 2018 kennis genomen van een akte van de kant van WIN genomen ter rolzitting van 5 juli 2018.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.

2.Verdere Beoordeling

in de zaak WIN
2.1.
De kantonrechter handhaaft hetgeen in het (tussen)vonnis van 17 mei 2018 is overwogen en beslist, tenzij in het navolgende uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
conventie
2.2.
Bij de verdere beoordeling van de vordering van Verkade Beton neemt de kantonrechter tot uitgangspunt dat Verkade Beton de van een gedetailleerde toelichting voorziene schadebegroting van WIN opgenomen in de brief van 8 juli 2016 heeft geaccepteerd door de aldus begrote schade op 5 augustus 2016 te betalen. Nergens blijkt uit dat zij voorafgaande aan de betaling zich het recht heeft voorbehouden om de opgestelde schadebegroting achteraf nog ter discussie te stellen. Zij heeft voorafgaande aan de betaling de door Verkade Beton in het kader van het herstel van de schade gemaakte keuzes niet bekritiseerd of daarbij aangegeven dat Verkade Beton voor alternatieve, goedkopere, opties had moeten kiezen, laat staan dat zij voorafgaande aan het schadeherstel door Verkade Beton suggesties heeft gedaan voor toe te passen alternatieven of heeft verlangd dat een door haar aan te stellen deskundige bij het herstel zou worden betrokken. Pas naar aanleiding van het Delta Lloyd Rapport I van 19 september 2016, en dus na uitvoering van de herstelwerkzaamheden en betaling van de schade, is zij bezwaren tegen de omvang van de in rekening gebrachte schade op gaan werpen en pas op 1 december 2016 heeft zij terugbetaling van een deel van het door haar betaalde bedrag verlangd.
Door voormelde gang van zaken heeft als uitgangspunt te gelden dat Verkade Beton de schade zoals door WIN opgegeven gaaf en onvoorwaardelijk heeft geaccepteerd. Onder die omstandigheden past naar het oordeel van de kantonrechter terughoudendheid bij het achteraf, in het kader van een procedure tot onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking, alsnog gedetailleerd ter discussie stellen van de door WIN gebruikte herstelmethodiek en schadeopgave, zoals Verkade Beton nu heeft gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dat alleen als de schade zozeer onjuist is begroot dat WIN deze schade in redelijkheid niet voor rekening van Verkade Beton had mogen brengen. Deze situatie zit dicht aan tegen de aanwezigheid van een wilsgebrek aan de zijde van Verkade Beton.
2.3.
Verkade Beton baseert haar betoog op de stelling dat WIN, in plaats van zich te beperken tot het herstel van de leiding, verbeteringen heeft doorgevoerd. Dit standpunt baseert zij op het Delta Lloyd Rapport I en de Delta Lloyd Toelichting waarin het gekozen schadeherstel, in het bijzonder het gekozen materiaal en in verband daarmee het aantal bestede uren, uitvoerig worden bestreden. WIN heeft op haar beurt dit betoog bestreden en heeft reeds in de processtukken uitvoerig uiteengezet waarom het door haar gekozen schadeherstel wel voldoet. Ook in de akte die zij naar aanleiding van de Delta Lloyd Toelichting nog heeft mogen nemen heeft zij dit standpunt gemotiveerd herhaald en verder onderbouwd.
2.4.
Bij deze stand van zaken dient de vordering van Verkade Beton te worden afgewezen. Er is gelet op hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht immers geen aanleiding om tot de slotsom te komen dat de door WIN gehanteerde wijze van schadeherstel zozeer onjuist is dat zij daartoe in de gegeven omstandigheden niet had kunnen komen. Daarvoor is, tegen de achtergrond van de eerdere acceptatie van de herstelmethodiek door Verkade Beton, niet voldoende dat WIN de schade mogelijk ook anders had kunnen repareren (waarbij de kantonrechter in het midden laat of dat mogelijk was geweest). Bij schadeherstel hoort het maken van keuzes en die, eerder door Verkade Beton geaccepteerde, keuzes zijn gelet op het gedetailleerde verweer van WIN ten minste verdedigbaar. Tegen de achtergrond van hetgeen onder 2.2. is overwogen acht de kantonrechter dat in deze zaak voldoende om tot de slotsom te komen dat onder de omstandigheden van het geval geen sprake is van onverschuldigde betaling en/of ongerechtvaardigde verrijking.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal, zoals gevorderd door WIN, Verkade Beton worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
reconventie
2.5.
In het vonnis van 17 mei 2018 heeft de kantonrechter overwogen dat WIN haar recht om aanvullende schade te claimen ten opzichte van de op 8 juli 2016 gevorderde schade niet heeft verwerkt. Daaraan wordt nu het volgend toegevoegd. WIN heeft in haar brief van 8 juli 2016 zonder enig voorbehoud haar schadeomvang aan Verkade Beton opgegeven en het “totaalbedrag” van haar schade benoemd. Daarbij heeft zij Verkade Beton in het vooruitzicht gesteld dat bij tijdige betaling van dit “totaalbedrag” (binnen 30 dagen na 8 juli 2016) geen wettelijke rente in rekening zal worden gebracht. Onder die omstandigheden hoefde Verkade Beton in beginsel niet te verwachten dat WIN nog met een aanvullende rekening zou komen. Dit klemt te meer nu WIN een professionele partij is die regelmatig procedures voert waarbij zij bedragen claimt en begroot uit hoofde van schade toegebracht aan haar leidingwerk. De vordering in reconventie is kennelijk ingegeven door de vordering in conventie. WIN heeft in dat kader ook aangeven dat zij de begroting van de schade nog een keer heeft bezien tegen de achtergrond van de door Verkade Beton ingestelde vordering in conventie.
De kantonrechter ziet tegen deze achtergrond geen enkele verklaring voor de omstandigheid dat de professionele partij WIN op 8 juli 2016 vond dat Verkade Beton zich zou kunnen kwijten tegen betaling van € 37.034,78 (waarbij bij “tijdige” betaling over dat totaalbedrag geen wettelijke rente in rekening zou worden gebracht) en bij dat geaccepteerde schadebedrag nu, bij ongewijzigde omstandigheden, € 8.773,= zou moeten worden opgeteld. Daarbij betrekt de kantonrechter dat de omvang van de schade niet altijd nauwkeurig kan worden vastgesteld. Dat geldt voor het eerder vastgestelde bedrag van € 37.034,78 maar ook voor het nu geclaimde bedrag van in totaal € 45.807,78.
Onder deze omstandigheden volgt een afwijzing van de vordering.
Slotsom in conventie en reconventie
2.6.
Verkade Beheer zal niet worden ontvangen in haar vordering (vgl rechtsoverweging 4.6. in het vonnis van 17 mei 2018. Een veroordeling van Verkade Beheer in de kosten is niet gevraagd.
De door Verkade Beton ingestelde vordering zal worden afgewezen met, zoals gevorderd, veroordeling van Verkade Beton in de kosten van de procedure inclusief nakosten. Deze proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
De door WIN ingestelde reconventionele vordering zal worden afgewezen met veroordeling van WIN in de kosten (begroot op halve punten voet en met inachtneming van de omvang van de vordering) met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis. Uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de proceskostenveroordeling is niet gevorderd en zal dus niet worden toegewezen.
In de zaak Delta Lloyd
2.7.
Vast staat dat deze zaak tot de competentie van de kantonrechter blijft behoren. De voorwaarde waaronder Verkade Beton een eisvermeerdering heeft ingesteld (te weten toewijzing van de vordering in reconventie in de WIN zaak) is immers niet vervuld.
2.8.
De kantonrechter ziet aanleiding om, nu de uitkomst van de zaak WIN bekend is, een nadere comparitie in de zaak Delta Lloyd te bepalen om te bezien of een schikking kan worden bereikt en voor het, eventueel, verstrekken van nadere inlichtingen. Aan partijen zal worden verzocht hun verhinderdata op te geven.
In beide zaken
2.9.
Het voorgaande leidt in beide zaken tot de navolgende beslissing.

3.Beslissing

De kantonrechter:
In de WIN zaak in conventie:
3.1.
verklaart Verkade Beheer niet ontvankelijk in haar vordering;
3.2.
wijst de vordering van Verkade Beton af;
3.3.
veroordeelt Verkade Beton in de kosten van deze procedure tot dusverre aan de zijde van WIN begroot op € 1.200,= aan salaris gemachtigde;
3.4.
veroordeelt Verkade Beton tot betaling van € 100,= aan nasalaris, voor zover WIN daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, ter vermeerderen met de explootkosten van de betekening van het vonnis;
3.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de WIN zaak in reconventie
3.6.
wijst de vordering af;
3.7.
veroordeelt WIN in de kosten van deze procedure tot dusverre aan de zijde van Verkade Beton begroot op € 250,= aan kosten gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening;
In de zaak Delta Lloyd:
3.8.
verwijst de zaak naar de rol van 22 november 2018 voor opgave verhinderdata voor de periode tot en met maart 2018 in verband met de planning van een comparitie van partijen als hiervoor onder 2.8. overwogen;
3.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. M. Th. Nijhuis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2018.