ECLI:NL:RBDHA:2018:16235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
09/809529-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Den Haag inzake meervoudige strafzaak met betrekking tot diefstal, heling en mishandeling

Op 2 mei 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen, heling en mishandeling. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 9 februari 2018 en 18 april 2018. De officier van justitie, mr. M. Stolk, heeft de verdachte aangeklaagd voor het stelen van navigatiesystemen uit voertuigen en het verwerven van gestolen goederen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier diefstallen met braak uit auto’s, heling van gestolen navigatiesystemen, diefstal van een tas met inhoud uit een woning, diefstal van een geldbedrag met een gestolen pinpas en mishandeling van een vriend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de heling van navigatiesystemen, de diefstal van €490,- en de mishandeling van zijn vriend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die deels zijn toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/809529-17
Datum uitspraak: 2 mei 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 februari 2018 (pro forma) en 18 april 2018 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Stolk en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. J.G.M. Dassen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 18 april 2018 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode 17 oktober 2017 tot en met 18 oktober 2017 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een of meer voertuig(en):
a. navigatiesysteem ( MIO Spirit) en/of
b. navigatiesysteem ( TomTom Go5200) en/of
c. navigatiesysteem (TomTom Go Live),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
a. [slachtoffer 1] en/of
b. [slachtoffer 2] en/of
c. [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen navigatiesyste(e)m(en) onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een ruit van voornoemd(e) voertuig(en) ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 17 oktober 2017 tot en met 18 oktober 2017 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een of meer navigatiesyste(e)m(en) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode 04 september 2017 tot en met 05 september 2017 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een voertuig, een navigatiesysteem (TomTom Start 62), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een ruit van voernoemd voertuig;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 04 september 2017 tot en met 05 september 2017 te Zoetermeer, een goed te weten een navigatiesysteem (TomTom Start 62) heeft verworven,
voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met 27 oktober 2017 te Zoetermeer tussen 22:00 uur (op 26 oktober) en 02:41 (op 27 oktober), in elk geval
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin onder andere:
- een portemonnee,
- twee paspoorten,
- twee bankpassen,
- een creditcard,
- meerdere sleutels en/of
- een bril,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 27 oktober 2017 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van in totaal 490 euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutel, te weten een gestolen pinpas (en de
daarbij behorende pincode);
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 26 oktober 2017 te Zoetermeer
[slachtoffer 7] heeft mishandeld door in/op/tegen het gezicht te slaan/stompen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking houdt in dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier diefstallen met braak uit auto’s (feit 1 primair en feit 2 primair), dan wel aan heling van de uit de betreffende auto’s gestolen navigatiesystemen (feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair). Ook wordt hij verdacht van diefstal van een tas met inhoud uit een woning (feit 3), diefstal van € 490,00 met een gestolen pinpas (feit 4) en ten slotte van mishandeling van [slachtoffer 7] (feit 5).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Voorts is de officier van justitie van mening dat de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en daartoe verweren aangevoerd. Deze worden hierna besproken, voor zover te beschouwen als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Op basis van de (bekennende) verklaring van de verdachte kunnen de onder 2 ten laste gelegde schuldheling en de onder 4 ten laste gelegde diefstal naar de mening van de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Vrijspraak van de feiten 1 primair, 2 en 3
Ten aanzien van feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet is vast te stellen dat het de verdachte zelf is geweest die de onder 1 primair ten laste gelegde auto-inbraken - waarbij drie navigatiesystemen zijn gestolen - heeft gepleegd. De rechtbank spreekt de verdachte om die reden daarvan vrij. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft deze vrijspraak geen verdere motivering.
Ten aanzien van feit 2
Uit het dossier blijkt, dat de verdachte op 5 september 2017 een navigatiesysteem van het merk TomTom (type Start 62, serienummer EU4286A02170) heeft ingeleverd bij winkelbedrijf [bedrijf] in Zoetermeer. De rechtbank kan op basis van de inhoud van het dossier echter niet vaststellen dat dit navigatiesysteem van misdrijf afkomstig is. Evenmin kan de conclusie getrokken worden dat de verdachte dit navigatiesysteem in de periode van 4 september 2017 tot en met 5 september 2017 in Zoetermeer uit het voertuig van aangever [slachtoffer 4] heeft gestolen. Weliswaar is in genoemde periode een navigatiesysteem van het merk TomTom, type Start 62, van deze aangever gestolen, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat dit hetzelfde navigatiesysteem is dat de verdachte op 5 september 2017 bij winkelbedrijf [bedrijf] heeft ingeleverd. De rechtbank zal de verdachte dan ook van de onder 2 ten laste gelegde diefstal danwel heling van het navigatiesysteem vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier niet is vast te stellen dat het de verdachte is geweest die in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 27 oktober 2017 een tas met inhoud heeft gestolen uit de woning van aangeefster [slachtoffer 5] . De rechtbank spreekt de verdachte om die reden vrij van dit feit. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft ook deze vrijspraak geen verdere motivering.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Op 18 oktober 2017 heeft de verdachte in Zoetermeer in totaal vijf navigatiesystemen verkocht aan winkelbedrijf [bedrijf] . [2] Drie van deze navigatiesystemen (een MIO type Spirit, een TomTom GO 5200 en een TomTom Go Live) bleken op tijdstippen gelegen in de periode van 17 oktober 2017 tot en met 18 oktober 2017 uit de auto’s van [slachtoffer 1] [3] , [slachtoffer 2] [4] en [slachtoffer 3] [5] te zijn gestolen. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte ten tijde van het verwerven van deze navigatiesystemen wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om gestolen goederen ging.
De verdachte heeft verklaard dat hij voornoemde navigatiesystemen heeft gekocht van een Syrische jongen met de naam [naam] , die woont in de wijk [wijknaam] . Ze hebben elkaar ontmoet bij een snackbar en hij heeft geld aan [naam] geleend om te drinken en te gokken. [naam] is namelijk verslaafd aan gokken, aldus de verdachte. [6] Ter terechtzitting heeft de verdachte ook nog verklaard dat [naam] schulden had en bij de overdracht van de navigatiesystemen in het café ‘een verhaal ophing’ over de herkomst van deze navigatiesystemen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij eerder navigatiesystemen heeft gekocht en doorverkocht. [7]
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ( in ieder geval) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de navigatiesystemen van misdrijf afkomstig waren, zodat het onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. Het had op de weg van de verdachte gelegen om de herkomst van de navigatiesystemen nader te onderzoeken, nu de verkoper hem er drie op een dag aanbood, over de herkomst ‘een verhaal ophing’ (terminologie waaruit de rechtbank afleidt dat dit verhaal op de verdachte niet betrouwbaar overkwam), gokverslaafd was en schulden had. De verdachte heeft ervaring met het kopen van tweedehands goederen zonder aankoopbewijs en had bij enig nadenken kunnen vermoeden dat de navigatiesystemen van diefstal afkomstig waren. Dit maakt dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de navigatiesystemen tekort is geschoten in zijn onderzoeksplicht in die mate dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Ten aanzien van feit 4
Omdat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het hierna vermelde bewezen verklaarde feit heeft begaan, op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 april 2018;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] van 30 oktober 2017, blz. 165 en 166.
Ten aanzien van feit 5
Aangever [slachtoffer 7] heeft op 26 oktober 2017 bij de politie verklaard dat de verdachte hem ongeveer twee à drie weken geleden heeft geslagen. De aangever zat met [getuige] te praten op zijn bank in zijn woning in Zoetermeer toen de verdachte ineens boos op hem werd en hem met zijn linkerhand een pijnlijke klap op zijn rechterwang gaf. [8]
Getuige [getuige] heeft op zaterdag 25 november 2017 verklaard dat hij een aantal weken geleden getuige is geweest van de mishandeling van aangever [slachtoffer 7] . De jongen die dat heeft gedaan wordt ‘ [alias verdachte] ’ en ‘ [verdachte] ’ genoemd, aldus getuige [getuige] . Hij heeft voorts verklaard dat hij samen met aangever [slachtoffer 7] op de bank in diens woning zat en dat voornoemde jongen ineens naar de aangever uithaalde en hem met zijn platte hand in diens gezicht sloeg. Hij meent dat de aangever drie keer achter elkaar is geslagen. [9]
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde verklaringen van aangever [slachtoffer 7] en getuige [getuige] op hoofdlijnen overeenkomen en elkaar onderling ondersteunen. Naar aanleiding van het door de raadsman gevoerde verweer merkt zij nog op, dat het feit dat zowel aangever als getuige drugsverslaafden zijn, hen niet per definitie onbetrouwbaar maakt. Van een motief om een valse verklaring over de verdachte af te leggen blijkt niets; de getuige had liever helemaal niets verklaard, omdat hij bang is voor de verdachte. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de afgelegde verklaringen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
op tijdstippen gelegen in de periode van 17 oktober 2017 tot en met 18 oktober 2017 te Zoetermeer goederen, te weten navigatiesystemen, heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving van di
egoed
erenredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed
erenbetrof;
4.
op 27 oktober 2017 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal 490 euro, toebehorende aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , zulks na dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van
eenvalse sleutel, te weten een gestolen pinpas (en de daarbij behorende pincode);
5.
in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 26 oktober 2017 te Zoetermeer [slachtoffer 7] heeft mishandeld door
hemtegen het gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 136 dagen, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting zal worden opgelegd, met de mogelijkheid om de verdachte op te nemen voor een kortdurende klinische behandeling voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een lagere straf op te leggen dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd. De verdediging kan zich verder vinden in de oplegging van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden, aangezien de behandeling van de verdachte gefinancierd moet worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de handel in gestolen goederen en het plegen van diefstallen gestimuleerd. Het helen van gestolen goederen is niet minder afkeurenswaardig dan het zelf plegen van diefstallen. Auto-inbraken waarbij ruiten worden vernield en navigatiesystemen worden gestolen, veroorzaken namelijk veel overlast en schade bij de gedupeerden.
Ook heeft de verdachte - nadat hij op straat een tas met daarin onder meer een portemonnee met bankpassen en een papiertje met pincodes had gevonden - € 490,00 opgenomen. Met zijn handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een (aanzienlijk) geldbedrag van de eigenares van de tas en haar zoon.
De verdachte heeft zich niets aangetrokken van de gevolgen van zijn daden voor anderen en alleen maar gedacht aan het geld dat het hem opleverde, waarmee hij zijn verslaving aan alcohol en cocaïne kon bekostigen. Hij had er ook voor kunnen kiezen om de gevonden tas bij de gemeente in te leveren en daarmee de gedupeerden een hoop narigheid te besparen. Hij koos er evenwel voor daarvan juist te profiteren en noemde het zijn ‘lucky day’.
Ten slotte heeft de verdachte een vriend in diens eigen woning een klap in zijn gezicht gegeven. Het optreden van de verdachte getuigt van gebrek aan respect voor zijn vriend en een gebrek aan zelfbeheersing.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het strafblad van de verdachte van 17 april 2018 blijkt, dat hij voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde herhaaldelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Fivoor Forensische en intensieve zorg van 16 januari 2018 en van een behandelplan van de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van Fivoor van 12 februari 2018.
De reclassering heeft beschreven dat de verdachte zich inzet om zijn leven te veranderen, maar dat vele ambulante trajecten uiteindelijk geen succes hadden en er sprake lijkt te zijn van enige mate van onmacht. Op termijn valt de verdachte telkens weer terug in excessief middelengebruik en delictgedrag. Een klinisch behandeltraject met nazorg gericht op resocialisatie is wenselijk, want de verslaving is hardnekkig en de levenssituatie van de verdachte is instabiel.
Uit het behandelplan blijkt dat de verdachte trekken heeft van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Voorts komt naar voren dat hij momenteel goed functioneert op de gesloten afdeling van genoemde instelling en gemotiveerd is om zijn behandeling te starten. Hij wil graag werken aan zijn verslaving en een stabiel leven opbouwen. Hij wil leren zorgen voor zichzelf en werken aan zijn relatie met zijn vriendin en vijf kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de ernst van de feiten en het gevaar voor herhaling - gezien het strafblad van de verdachte en de ervaringen met hem in het verleden - een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet daarnaast, ter voorkoming van recidive, met de officier van justitie en de verdediging, in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder zijn verslavingsproblematiek, het grote belang van continuering van de hulpverlening die hij momenteel krijgt. Daarom zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden verbinden om te zorgen dat de begeleiding, die nodig is op meerdere leefgebieden, en de door de verdachte zelf gekozen behandeling ook de komende jaren worden voorgezet en om te voorkomen dat de verdachte opnieuw terugvalt in delictgedrag. Rekening houdend met de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd en met alle hiervoor genoemde omstandigheden van het geval, acht de rechtbank - in afwijking van de eis van de officier van justitie - een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering ter hoogte van € 555,59, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering ter hoogte van € 250,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering ter hoogte van € 584,30, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering ter hoogte van € 1691,30, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gezegd dat de in beslag genomen navigatiesystemen terug zal laten geven aan de eigenaren. Hij heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] geconcludeerd dat die moet worden toegewezen tot een bedrag van € 199,17 (eigen risico en btw). Voor het overige moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van het materiële deel tot een bedrag van € 100,00 (eigen risico). Voor het overige moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vorderingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] moet worden toegewezen tot een bedrag van € 480,00 respectievelijk € 10,00, aldus de officier van justitie. Deze bedragen zien op de geldbedragen die door de verdachte zijn gepind. Voor het overige moeten deze vorderingen niet ontvankelijk worden verklaard omdat het strafbare feit waarop de overige onderdelen van deze vorderingen zien niet kan worden bewezen.
De officier acht de gevorderde wettelijke rente telkens toewijsbaar en vordert dat aan de verdachte in alle gevallen de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft primair geconcludeerd tot afwijzing dan wel niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] . De vorderingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] kunnen worden toegewezen tot de hoogte van de bedragen die de verdachte heeft gepind, te weten tot een bedrag van € 480,00 respectievelijk € 10,00. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 2] slechts dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 100,00 (eigen risico). Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsman voorts nog betoogd dat de vordering tot schadevergoeding niet is ingevuld en dus juridisch geen vordering is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering (die op basis van de bijlagen tot hem te herleiden is) nu de verdachte wordt vrijgesproken van feit 2, waar deze vordering op ziet.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er verder onvoldoende verband tussen de helingshandeling bedoeld in feit 1 subsidiair en de door de rechthebbende op het geheelde goed [slachtoffer 2] geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door die helingshandeling rechtstreeks schade heeft geleden. Zijn schade vloeit voort uit de autokraak, waarvan de rechtbank de verdachte zal vrijspreken. Ook hij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Nu deze vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, dienen de benadeelde partijen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de vordering heeft gemaakt en nog zal maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] stelt de rechtbank vast dat uit het dossier volgt dat de verdachte een bedrag van € 480,00 heeft opgenomen van de bankrekening van [slachtoffer 6] en een bedrag van € 10,00 van de bankrekening van [slachtoffer 5] . Voornoemde bedragen (en niet de gevorderde schade van € 584,30 respectievelijk € 1691,30) zijn aan te merken als schade die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] rechtstreeks hebben geleden als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit 4. De overige onderdelen van hun vorderingen zien immers op feit 3, diefstal van de handtas met inhoud uit de woning, waarvan de verdachte wordt vrijgesproken. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 6] dan ook tot een bedrag van € 480,00 toewijzen en de vordering van [slachtoffer 5] tot een bedrag van € 10,00 en deze vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen Bencheriet (deels) worden toegewezen, dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die zij tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen over de toegewezen bedragen, steeds vanaf de pleegdatum. De schadebedragen zijn immers met ingang van die data ontstaan.
Nu de verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die als gevolg van de door hem gepleegde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag ter hoogte van de voornoemde toegewezen bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de pleegdata tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 300, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 impliciet subsidiair:
schuldheling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes)maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 (drie) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd bij Fivoor Forensische en intensieve psychiatrische zorg op het Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich klinisch laat behandelen door de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van Fivoor of een soortgelijke instelling voor de duur van maximaal een jaar;
- zich aansluitend aan de klinische fase ambulant laat behandelen door de forensische polikliniek van Fivoor of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, waarbij een kortdurende klinische behandeling voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, tot de mogelijkheden behoort;
geeft opdracht aan Fivoor Forensische en intensieve psychiatrische zorg tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de volgende benadeelde partijen tot het hierna te noemen bedragen toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [slachtoffer 6] : € 480,00;
  • [slachtoffer 5] : € 10,00;
verklaart de vorderingen voor het overige deel niet-ontvankelijk;
vermeerdert voornoemde bedragen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 oktober 2017;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door deze benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van de volgende bedragen ten behoeve van de benadeelde partijen:
  • [slachtoffer 6] : € 480,00;
  • [slachtoffer 5] : € 10,00;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de navolgende duur ten aanzien van:
  • [slachtoffer 6] : 9 dagen;
  • [slachtoffer 5] : 1 dag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de respectievelijke benadeelde partijen de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart de volgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering:
- [slachtoffer 4] ;
- [slachtoffer 2] ;
veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen deze vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J. Doets, voorzitter,
mr. J. Eisses, rechter,
mr. M. Rootring, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Imami-Kalloemisier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017310184 Z, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg, basisteam Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 268).
2.Proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2017, blz. 64; verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 april 2018.
3.Geschrift, uitdraai van een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 19 oktober 2017, blz. 62 en 63.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 19 oktober 2017, blz. 72 en 73.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 28 oktober 2017, blz. 81 en 82.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 29 oktober 2017, blz. 53.
7.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 april 2018.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] van 26 oktober 2017, blz. 142.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2017, blz. 219.