ECLI:NL:RBDHA:2018:16314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
NL17.5104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om geheimhouding in asielzaak op grond van artikel 8:29 Awb

In deze zaak gaat het om een verzoek om geheimhouding op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in een asielprocedure. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin is gesteld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Iran boeken en cd's met een soennitische boodschap heeft verspreid. Dit besluit is mede gebaseerd op verklaringen van de oom van eiser, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst in afwachting van een procedure omtrent de geheimhouding van deze verklaringen.

De rechter-commissaris heeft de verzoeken om geheimhouding beoordeeld en geconcludeerd dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een gewichtige reden vormt om de beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd te achten. De rechter-commissaris heeft zich niet bevoegd geacht om de vragen die door de rechtbank aan hem zijn gesteld te beantwoorden, en heeft aangegeven dat eiser, indien er gewichtige redenen zijn, geen bezwaar heeft tegen het niet zelf kunnen inzien van de stukken. Eiser kan toestemming geven aan de behandelend rechter om op basis van deze stukken uitspraak te doen.

De rechter-commissaris heeft uiteindelijk beslist dat de beperking van de kennisneming van de stukken in zijn geheel gerechtvaardigd is. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, P. Deinum. Tegen deze beslissing kan alleen hoger beroep worden ingesteld gelijktijdig met het hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: [vk-nummer]
beslissing van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 7 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. N. van Bremen,
en
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
thans de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld.

Aanleiding

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 juni 2017. In dit besluit heeft verweerder zich onder meer op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Iran boeken en cd’s met een soennitische boodschap heeft verspreid en dat hij hiervoor in 2008 is aangehouden en gedetineerd door de Iraanse autoriteiten. Verweerder heeft zijn standpunt onder meer gebaseerd op de verklaringen tijdens de gehoren van de in Nederland verblijvende oom van eiser, [naam] .
Deze zaak is op 9 januari 2018 ter zitting door de rechtbank behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst in afwachting van een artikel 8:29 Awb-procedure met betrekking tot de gehoren van de oom van eiser en de correcties en aanvullingen daarop. De rechtbank heeft partijen medegedeeld twee vragen over de verklaringen van de oom te zullen stellen aan de rechter, die het verzoek om geheimhouding op grond van artikel 8:29 Awb-procedure zal behandelen. Partijen hebben met de vraagstelling ingestemd.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden. Deze stukken betreffen het rapport gehoor aanmeldfase, het rapport eerste gehoor, het rapport nader gehoor en het rapport aanvullend gehoor alsmede de correcties en aanvullingen op al deze gehoren. Alle stukken hebben betrekking op de hiervoor genoemde oom van eiser.
Verweerder heeft ten aanzien van alle gehoren en de correcties en aanvullingen daarop op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb de rechtbank medegedeeld dat uitsluitend zij daarvan kennis zal mogen nemen en verzocht met toepassing van artikel 8:29, derde lid, van de Awb te beslissen dat de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.
In verband hiermee heeft de rechtbank het gewenst geacht om aan een rechter-commissaris op te dragen een beslissing te nemen als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb.

Beoordeling

1. Het is een fundamenteel beginsel van behoorlijke rechtspleging dat de rechter zich bij zijn oordeel alleen mag baseren op die gegevens van feitelijke aard waarvan alle partijen de juistheid en volledigheid hebben kunnen nagaan en ter discussie hebben kunnen stellen. Indien de rechter-commissaris ten aanzien van bepaalde onderdelen van de stukken de door verweerder bepleite beperking van de kennisneming op grond van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb gerechtvaardigd acht, kan de rechtbank op grond van het vijfde lid van dit artikel daarom slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die (onderdelen van de) stukken uitspraak doen.
2. De rechter-commissaris heeft kennis genomen van de stukken en is van oordeel dat voor alle stukken geldt dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de gewichtige reden vormt om te bepalen dat de beperking van de kennisneming in de zin van artikel 8:29, derde lid, van de Awb gerechtvaardigd is. Het gaat immers om stukken uit het asieldossier van de oom van eiser waarmee uiterst zorgvuldig moet worden omgegaan gelet op de gevoeligheid van die informatie. Dat betekent dat er aanleiding is om het verzoek in zin geheel toe te wijzen. Dat zal de rechter-commissaris dan ook beslissen.
De rechter-commissaris acht zich niet bevoegd om de vragen zoals gesteld door de rechtbank te beantwoorden. Er is ook geen inhoudelijke of andere reden om die vragen door de rechter-commissaris te laten beantwoorden. Uit de vraagstelling blijkt dat eiser er (indien er gewichtige redenen bestaan) geen bezwaar tegen heeft dat hij zelf geen kennis kan nemen van de stukken waarop het verzoek ziet. Eiser kan in dat geval toestemming geven aan de behandelend rechter om mede op basis van de stukken uitspraak te doen (artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb). Dan kan de behandelend rechter de vragen, zoals gesteld aan de rechter-commissaris, zelf beantwoorden.

Beslissing

De rechter-commissaris beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken in zijn geheel gerechtvaardigd is.
Deze beslissing is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter-commissaris, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier.
griffier rechter-commissaris
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan slechts tegelijkertijd met het eventuele hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank hoger beroep worden ingesteld.