Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.[verweerder 1] ,
[verweerder 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter te Gouda op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tot vernietiging van een ontslag op staande voet. De verzoeker, een agrarisch medewerker, had op 20 oktober 2009 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij de vennootschap onder firma [naam VOF]. Op 18 november 2017 werd door een van de vennoten, [verweerder 2], middels een sms-bericht gesteld dat de arbeidsovereenkomst per 17 november 2017 was beëindigd. De verzoeker was het hier niet mee eens en stelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, waarna hij een verzoekschrift indiende om het ontslag te vernietigen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verweerders niet verschenen waren op de zittingen en dat er verstek verleend kon worden. De rechter oordeelde dat het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet niet onrechtmatig of ongegrond was, en heeft dit verzoek toegewezen. Tevens werd de verwerende partij veroordeeld tot betaling van het verschuldigde salaris van € 1.540,75 bruto per maand, vermeerderd met emolumenten, vanaf 18 november 2017 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig eindigt. De kantonrechter wees ook de gevorderde wettelijke verhoging en rente toe, maar wees het verzoek tot toelating tot de werkvloer af, omdat de vennootschap eind 2017 was ontbonden.
Daarnaast werd het verzoek tot waarmerking als Europese Executoriale Titel afgewezen, omdat de verweerders geen bekende woon- of verblijfplaats hadden. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de verzoeker begroot op € 277,22, inclusief gemachtigdensalaris, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare zitting.