5.2In Bijlage 8b, behorende bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, van het VV 2000, en in paragraaf B6/4.5 van de Vc 2000 is aangegeven dat de beoordeling van de aanvraag plaatsvindt aan de hand van een beoordeling van de deskundigheid van de begeleider en een beoordeling van de startende ondernemer.
De deskundigheid van de begeleider wordt beoordeeld op de volgende drie hoofdcriteria:
inschrijving in de KvK, deskundigheid en betrouwbaarheid.
Het hoofdcriterium deskundigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende twee toetsingscriteria:
a. a) De begeleider biedt een pakket ‘op maat’ van faciliteiten aan de startende ondernemer.
b) De begeleider heeft ervaring.
In de toelichting bij het voornoemde toetsingscriterium “b) De begeleider heeft ervaring” is het volgende vermeld:
“b) Ervaring betekent minimaal twee jaar ervaring met het begeleiden van innovatieve startende ondernemers bij minimaal twee personen. Aan te tonen via bijvoorbeeld een eigen ondernemingsplan, voorbeelden van begeleide startende ondernemers, referenties en CV’s. Indien de begeleiding door verschillende personen wordt gedaan, is informatie over alle personen die begeleiden nodig.”
De startende ondernemer wordt beoordeeld op de volgende drie hoofdcriteria: inschrijving in de KvK, stappenplan en overeenkomst met de begeleider.
Het hoofdcriterium stappenplan wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie toetsingscriteria:
a. a) In het stappenplan staat beschreven wat de taak en rol is van de startende ondernemer in de startende onderneming.
b) In het stappenplan staat beschreven waarom het product of dienst innovatief is.
c) In het stappenplan staat beschreven welke activiteiten (stappen) de startende ondernemer verricht in het eerste jaar om van idee tot onderneming te komen.
In de toelichting bij het voornoemde toetsingscriterium “b) In het stappenplan staat beschreven waarom het product of dienst innovatief is.” is het volgende vermeld:
“b) Er is sprake van innovativiteit bij aanwezigheid van minstens één van onderstaande drie aspecten:
1) Het product of de dienst is nieuw voor Nederland.
2) Er is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing.
3) Er is sprake van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze.
(…)”
6. In bezwaar heeft eiser met betrekking tot de financiële situatie van zijn begeleider [facilitator] overgelegd een resultatenrekening en balans per 31 december 2013, en een resultatenrekening en balans per 31 december 2014.
Voorts heeft eiser in bezwaar een nieuw ondernemingsplan van [B.V. X] overgelegd.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
8. Eiser heeft in de beroepsgronden, samengevat, het volgende aangevoerd.
Verweerder heeft de eerder ingediende aanvraag van eiser kwijtgeraakt waardoor eiser zeer veel tijd heeft verloren. In de tussentijd heeft eiser getracht de oprichting van zijn bedrijf voort te zetten, echter kan hij zonder een verblijfsvergunning niet alle nodige handelingen verrichten. Verweerder had alsnog aan eiser duidelijk kunnen maken welke stukken ontbreken en welke stukken aanpassing behoeven, zodat het ondernemingsplan alsnog kan voldoen aan de gestelde eisen.
Het nieuwe ondernemingsplan, ingediend in bezwaar op 13 januari 2017, schept voldoende duidelijkheid over het product of dienst van [B.V. X] levert printers en gerelateerde producten zoals papier. Het bedrijf zal behalve het leveren van printers ook onderdelen van printers kunnen leveren. Door het kunnen leveren van een breed assortiment onderscheid [B.V. X] zich van andere bedrijven die voornamelijk alleen printers voor thuisgebruik kunnen leveren. Het bedrijf is innovatief en zal succes hebben.
De facilitator heeft bij de aanvraag stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij meerdere bedrijven heeft begeleid bij het opstarten van hun onderneming. Daarbij zijn tevens de uittreksels van de KvK overgelegd. Ook is er een kopie stappenplan overgelegd, welk de facilitator gebruikt bij het begeleiden van startende ondernemingen.
Uit de overgelegde resultatenrekeningen en de balansen van de facilitator over de jaren 2013 en 2014 blijkt dat de begeleider betrouwbaar en deskundig is.
Het bedrijf van eiser is in de oprichtingsfase en eiser dient in Nederland aanwezig te zijn om alle zaken met betrekking tot zijn bedrijf te regelen. Indien eiser Nederland dient te verlaten, dan kan hij zijn werkzaamheden niet voortzetten en zijn de werkzaamheden die hij reeds heeft verricht nutteloos geweest.
9. De rechtbank is allereerst van oordeel dat het betoog van eiser dat verweerder hem alsnog duidelijk had moeten maken welke stukken ontbreken dan wel aanpassingen behoeven, niet kan slagen. Op het aanvraagformulier voor de gevraagde verblijfsvergunning is duidelijk vermeld welke stukken bij de aanvraag moeten worden overgelegd en in de regelgeving – Bijlage 8b behorend bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, van het VV 2000 en paragraaf B6/4.5 van de Vc 2000 – en op de website van de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn de vereisten waaraan de aanvraag moet voldoen duidelijk uiteengezet. Het is aan eiser om de aanvraag met de vereiste gegevens te onderbouwen.
Dat een eerdere aanvraag van eiser bij verweerder zoekgeraakt is, leidt niet tot een ander oordeel, nu verweerder eiser bij brief van 6 april 2016 in de gelegenheid heeft gesteld de stukken opnieuw in te dienen en verweerder eiser daarbij er op gewezen heeft met welke documenten de aanvraag in ieder geval moet zijn onderbouwd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser in beroep geen gronden heeft aangedragen die de conclusies in het bestreden besluit weerleggen.
De niet nader onderbouwde stelling van eiser dat zijn begeleider deskundig is in het begeleiden van startende ondernemers, is onvoldoende voor het oordeel dat aan de toetsingscriteria uit Bijlage 8b behorende bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, van het VV 2000 is voldaan. Eiser heeft niet met de daarin (als voorbeelden) genoemde documenten aangetoond dat zijn begeleider minimaal twee jaar ervaring met het begeleiden van innovatieve startende ondernemers bij minimaal twee personen heeft.
De overgelegde uittreksels uit de KVK van een aantal bedrijven en het stappenplan van
15 februari 2016 van [facilitator] zijn daartoe onvoldoende. Uit de bedoelde uittreksels blijkt immers niet dat deze betrekking hebben op startende ondernemers die door de begeleider (facilitator) van eiser zijn begeleid. Met het voornoemde stappenplan is evenmin aangetoond welke startende ondernemers [facilitator] heeft begeleid.
Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook de financiële betrouwbaarheid van de begeleider onvoldoende is gestaafd. De overgelegde resultatenrekeningen en balansen van de facilitator over de jaren 2013 en 2014 zijn niet met nadere gegevens onderbouwd, zoals accountantsverklaringen en bankafschriften, terwijl eiser in ieder geval uit de toelichting op het aanvraagformulier had kunnen en moeten begrijpen dat het overleggen van dergelijke bewijsmiddelen noodzakelijk is om de betrouwbaarheid van de begeleider te kunnen beoordelen. In het beleid in paragraaf B6/4.5 van de Vc 2000 is tevens vermeld dat de financiële onderbouwing door een extern financieel deskundige dient te zijn gegeven. In het geval van eiser is de financiële onderbouwing echter door een persoon van het eigen bedrijf van de facilitator gegeven, waardoor deze gegevens, bij gebrek aan onderbouwing met andere gegevens, als onvoldoende objectief zijn aan te merken.
Verweerder heeft zich voorts op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet heeft onderbouwd dat sprake is van een innovatieve onderneming als bedoeld in Bijlage 8b behorende bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, van het VV 2000. Uit het bij de aanvraag ingediende ondernemingsplan blijkt niet dat de onderneming van eiser de markt zal voorzien van een product of dienst die nieuw voor Nederland is, van een nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing of van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze. Dit blijkt ook niet uit het in bezwaar ingediende ondernemingsplan. Zoals verweerder in het bestreden besluit terecht heeft gesteld, blijkt uit de ‘executive summary’ van dat ondernemingsplan dat eiser voor ogen heeft boeken in de Arabische taal te importen en drukmachines en daarvoor bestemde onderdelen te exporteren naar het buitenland. Hiermee wordt niet voldaan aan de criteria van innovativiteit als bedoeld in Bijlage 8b, behorende bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, van het VV 2000.
De enkele niet nader onderbouwde stelling ter zitting dat het bedrijf innovatief is omdat het een nieuw product heeft ontworpen voor blinden om te kunnen lezen door middel van een ander systeem dan het Braille, is onvoldoende voor een ander oordeel. Deze stelling is niet onderbouwd en dit nieuwe product is niet opgenomen in het overgelegde ondernemingsplan in de bestuurlijke fase en kan daarom niet aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit afdoen gelet op de ex-tunc toetsing in beroep.
Nu eiser niet uiterlijk in bezwaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor verlening van de gevraagde vergunning voldoet, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de aanvraag terecht niet voor advies aan de RVO voorgelegd. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat reeds op voorhand is uitgesloten dat de RVO tot een positieve beoordeling zou komen.
Uit het vorenstaande volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor de door hem gevraagde verblijfsvergunning voldoet. Verweerder heeft derhalve de aanvraag mogen afwijzen wegens het ontbreken van een geldige mvv.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.