ECLI:NL:RBDHA:2018:1732
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier-Dassen
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Algerijnse nationaliteit. De eiser had op 18 oktober 2017 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank weigerde de zaak aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waren gesteld, omdat de Duitse autoriteiten al op 27 maart 2017 de asielaanvraag van de eiser hadden afgewezen en Italië als verantwoordelijke lidstaat was aangewezen.
De rechtbank overwoog dat de eiser in eerdere procedures in Italië, Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland al verzoeken om internationale bescherming had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de verantwoordelijkheid van Italië niet opnieuw ter discussie kon worden gesteld, omdat dit in strijd zou zijn met de doelstellingen van de Dublinverordening, die beoogt te voorkomen dat asielzoekers in verschillende lidstaten vergelijkbare procedures doorlopen.
De eiser voerde aan dat de overdracht aan Italië zou leiden tot onevenredige hardheid vanwege de medische situatie van zijn echtgenote, maar de rechtbank oordeelde dat de medische voorzieningen in Oostenrijk vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat er geen voldoende onderbouwing was voor de claim dat de echtgenote volledig afhankelijk was van de eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.