ECLI:NL:RBDHA:2018:1875
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag wegens discrepantie in handtekeningen op machtigingsformulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres, een Egyptische nationaliteit, had op 26 januari 2017 een visum voor kort verblijf aangevraagd in verband met familiebezoek. Het primaire besluit van 1 februari 2017 wees deze aanvraag af. Eiseres heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard op 1 juni 2017. De reden hiervoor was dat de handtekening op het machtigingsformulier voor het indienen van bezwaar niet overeenkwam met de handtekening op het visumaanvraagformulier.
Tijdens de zitting op 8 februari 2018 heeft eiseres verklaard dat de handtekening op het aanvraagformulier in Arabisch schrift was en de handtekening op het machtigingsformulier in Latijnse letters. Ondanks deze verklaring heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister terecht twijfels had over de geldigheid van de machtiging, gezien de verschillende handtekeningen die door eiseres zijn gebruikt. De rechtbank concludeerde dat het gebrek aan een geldige machtiging niet in de beroepsfase kon worden hersteld.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.