ECLI:NL:RBDHA:2018:1948

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
NL18.983
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en ongeloofwaardig relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Oekraïense burger, had op 4 januari 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij vreesde voor een gevangenisstraf wegens dienstweigering in Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Oekraïne als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld om asiel te vragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser had verklaard dat hij drie oproepen had ontvangen voor een medische keuring in het kader van mobilisatie, maar de rechtbank oordeelde dat de laatste oproep niet geldig was omdat deze niet ondertekend was en er geen datum op vermeld stond. Bovendien had eiser zonder problemen Oekraïne kunnen binnenkomen en had hij een geldig paspoort ontvangen, wat erop wijst dat de Oekraïense autoriteiten geen belangstelling voor hem hadden.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden had afgewezen en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in aanmerking kwam voor de gevraagde vergunning. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.983

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.C. Heijnneman,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. H. Toonders.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 15 januari 2018 (het bestreden besluit).
Het beroep is ter zitting behandeld op 1 februari 2018. Beide gemachtigden waren aanwezig. Het ter zitting gedane verzoek om aanhouding vanwege ziekte van eiser is afgewezen, nu die stelling niet is onderbouwd en gelet op de aard van de procedure.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en burger van Oekraïne. Op 4 januari 2018 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan die aanvraag ligt ten grondslag dat eiser geen gehoor heeft gegeven aan oproepen voor militaire dienst in Oekraïne. Hij vreest een gevangenisstraf te krijgen wegens dienstweigering.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst, Oekraïne en omdat hij zich niet onverwijld heeft gemeld om asiel te vragen. Tevens is een inreisverbod voor de duur van 2 jaar opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder acht te problemen als gevolg van het niet gehoor geven aan oproepen voor militaire dienst niet geloofwaardig. Aan dat standpunt ligt onder meer het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat hij drie oproepen heeft ontvangen om medisch gekeurd te worden in het kader van mobilisatie. De eerste twee oproepen voor de medische keuring zijn afgegeven in 2014 respectievelijk 2015. De laatste oproep is afgegeven aan zijn echtgenote op 14 juli 2017 toen eiser niet meer in Oekraïne verbleef. Eiser heeft verklaard dat voor die laatste oproep niet getekend is voor ontvangst. Uit openbare bronnen blijkt dat de oproep in dat geval niet geldig is. Verder is op deze oproep geen datum vermeld waarop eiser zich gemeld zou moeten hebben. Nog afgezien hiervan is eiser in september 2017 door de Belgische autoriteiten, na een verblijf aldaar, uitgezet naar Oekraïne. Eiser is Oekraïne ingereisd zonder problemen van de zijde van de Oekraïense autoriteiten te hebben ondervonden en hij kon na aankomst zijns weegs gaan. Dit duidt er niet op dat de
Oekraïense autoriteiten belangstelling hebben voor hem en een strafzaak tegen hem zouden willen beginnen. Het feit dat eiser het risico nam legaal in te reizen duidt niet op vrees voor de autoriteiten. Bovendien heeft eiser op 24 oktober 2017 in eigen persoon een echt en onvervalst Oekraïens paspoort ontvangen met welk paspoort hij in december 2017 op legale wijze zijn land van herkomst heeft verlaten, ook weer zonder problemen van de zijde van de autoriteiten. Verder is niet in geschil dat het oproepen betreft voor een medische keuring, zodat niet vaststaat dat eiser daadwerkelijk gemobiliseerd zal worden. Uit openbare bronnen, waaronder de door eiser bij zienswijze overgelegde stukken, blijkt dat de straf een boete zal zijn en geen gevangenisstraf. Ten slotte blijkt uit openbare bronnen dat de laatste mobilisatieronde voorbij is en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt waarop de oproepen zouden zien.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich met de onder 3 vermelde motivering niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het relaas ongeloofwaardig is en dat hij niet voor verlening van de gevraagde vergunning in aanmerking komt. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, nu Oekraïne geldt als veilig land van herkomst en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dat voor hem anders is.
5. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Dat het paspoort na omkoping zou zijn verkregen neemt hetgeen overigens is tegengeworpen niet weg. Verder heeft eiser aangevoerd dat nu de eerste twee oproepen wel getekend zijn, ervan kan worden uitgegaan dat hij van de derde ook op de hoogte had moeten zijn. Dat neemt niet weg dat in de door verweerder aangehaalde bronnen voor ontvangst van een oproep getekend moet zijn om de oproep geldig te laten zijn. Mede gelet op wat onder 3 hierover is vermeld, faalt ook deze grond. Dat, zoals ter zitting is aangevoerd, vermelding van het woord ‘vervolging’ in de derde oproep relevant is in het kader van de vraag welke bestraffing zal volgen, heeft verweerder kunnen afdoen als speculatief. Verweerder heeft kunnen uitgegaan van wat uit openbare bronnen blijkt over weigering van een oproep voor medische keuring en bestraffing. Met de bij de zienswijze overgelegde informatie uit 2015 heeft eiser tenslotte niet aannemelijk gemaakt dat een nieuwe mobilisatieronde dreigt waarvoor eiser kan zijn opgeroepen.
6. Het beroep is ongegrond. Aan bespreking van de afwijzing op de h-grond wordt niet toegekomen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.
Griffier
Rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.