ECLI:NL:RBDHA:2018:1948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en ongeloofwaardig relaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Oekraïense burger, had op 4 januari 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij vreesde voor een gevangenisstraf wegens dienstweigering in Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Oekraïne als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld om asiel te vragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser had verklaard dat hij drie oproepen had ontvangen voor een medische keuring in het kader van mobilisatie, maar de rechtbank oordeelde dat de laatste oproep niet geldig was omdat deze niet ondertekend was en er geen datum op vermeld stond. Bovendien had eiser zonder problemen Oekraïne kunnen binnenkomen en had hij een geldig paspoort ontvangen, wat erop wijst dat de Oekraïense autoriteiten geen belangstelling voor hem hadden.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden had afgewezen en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in aanmerking kwam voor de gevraagde vergunning. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.