Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
mr. T.F. Hesselink,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak betreft het een wrakingsverzoek van verzoekster, die het gezag over haar twee minderjarige kinderen wil beëindigen. De wraking is gericht tegen de rechters van de wrakingskamer, die eerder de gewraakte rechter, mr. E.M.M. Engbers, in de hoofdprocedure behandelde. Verzoekster heeft tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2017 de rechters van de wrakingskamer gewraakt, omdat zij vreesde dat deze partijdig waren. Op 8 januari 2018 vond de behandeling van het opvolgend wrakingsverzoek plaats, waarbij verzoekster haar standpunt toelichtte, maar de rechters van de wrakingskamer niet verschenen. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking, die betrekking hadden op procedurele beslissingen, niet voldoende waren om de wraking toe te wijzen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid en dat het verzoek tot wraking moest worden afgewezen. Tevens werd een wrakingsverbod opgelegd aan verzoekster, omdat het risico bestond dat zij opnieuw op dezelfde gronden zou wraken. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 januari 2018.