Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat van eisers had mogen worden verwacht dat zij de dagvaarding mee zouden nemen, aangezien zij hiermee de kern van hun asielrelaas hadden kunnen aantonen. Voor zover eisers hebben gesteld dat dit niet mogelijk was, omdat zij ten tijde van de betekening van de dagvaarding, reeds waren ondergedoken, wordt overwogen dat verweerder in het voornemen er reeds op heeft gewezen dat eisers na de betekening van de dagvaarding nog in [plaats], hun woonplaats, hebben verbleven. Voorts heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard de dagvaarding niet te hebben meegenomen omdat zij dit niet relevant vonden. Hieruit blijkt niet dat zij niet in de gelegenheid waren de dagvaarding mee te nemen.
Verder heeft verweerder de verklaringen van eisers dat de ex-echtgenoot van eiseres veel macht heeft binnen de rechterlijke macht niet ten onrechte tegenstrijdig geacht aan hun verklaringen dat hij heeft vastgezeten. De ex‑echtgenoot zou volgens eisers zoveel macht hebben omdat hij lid was van de Basij, Sepah en Hezbolah. Eiseres heeft van hem kunnen scheiden omdat hij gevangen zat, omdat hij de bruidsschat niet had betaald. Ook heeft eiseres ervoor kunnen zorgen dat haar ex‑echtgenoot minimale voogdij over hun kind kreeg. Dat zijn macht alleen maar zou gelden binnen één rechtsgebied, het strafrecht, hebben eisers niet onderbouwd.
Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser structureel vaag en wisselend heeft geantwoord op vragen over de gestelde incidenten. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij twee keer door de ex-echtgenote van eiseres is mishandeld, daarna dat hij twee keer is mishandeld en één keer heeft kunnen vluchten, vervolgens dat hij twee keer is bedreigd, één keer is geslagen en één keer heeft kunnen vluchten. Daarna heeft eiser verklaard dat er twee fysieke incidenten zijn geweest, waarbij hij, naar hij later heeft verklaard, één keer heeft kunnen vluchten. Voorts heeft eiser over beide fysieke incidenten niet voldoende informatie kunnen geven die inzicht geven in een persoonlijke ervaring. Nu verweerder niet ten onrechte heeft geacht dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn gestelde achtervolgers, de reden van achtervolging en de hoedanigheid van de ex‑echtgenoot van eiseres, heeft verweerder zich evenmin ten onrechte op het standpunt gesteld dat de brand in de winkel van eiser niet kan worden verbonden aan de gestelde problemen. Daarbij komt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet valt in te zien waarom de ex-echtgenoot van eiseres hen zou hebben bedreigd als hij hen eenvoudig kon raken door aangifte te doen wegens overspel. Niet valt in te zien dat de ex-echtgenoot, die volgens eiser vermoedelijk al voor de echtscheiding op de hoogte was van de buitenechtelijke relatie tussen eisers en gelet op zijn gestelde macht binnen het opsporingsapparaat, er een aantal jaren over zou doen om een getuige te kunnen vinden. Verder heeft verweerder niet ten onrechte het onwaarschijnlijk geacht dat naast de dagvaarding van eiseres ook de dagvaarding van eiser is betekent op het adres van de moeder van eiseres. Eisers hebben immers verklaard niet te hebben samengewoond. Ook heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiseres vaag heeft verklaard over de inhoud van de dagvaarding. Zo heeft zij eerst verklaard niet te weten waarvoor zij werden gedagvaard, waar zij later heeft verklaard dat dit zou zijn geweest vanwege de buitenechtelijke relatie. Nu eisers tevens op gecontroleerde en legale wijze Iran hebben verlaten, terwijl zij zijn gedagvaard voor een delict waarop de doodstraf staat, heeft verweerder niet ten onrechte geacht dat dit niet erop duidt dat eisers te vrezen hebben voor vervolging.
Verweerder heeft de gestelde problemen dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.