ECLI:NL:RBDHA:2018:2075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
NL17.12147 en NL17.12149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Ghrib
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Iraanse echtpaar op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling en onderzoeksplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Iraans echtpaar, eiser en eiseres, die beiden een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De aanvragen werden door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 15 februari 2018 hebben eisers hun asielverhaal toegelicht, waarbij zij stelden dat zij in Iran te maken hadden met bedreigingen en geweld van de ex-echtgenoot van eiseres. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun vrees voor vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eisers over hun identiteit en de omstandigheden in Iran niet consistent waren en dat er geen reëel risico op ernstige schade bij uitzetting was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de buitenechtelijke relatie tussen eisers ongeloofwaardig was, gezien de hoge risico's in Iran voor dergelijke relaties. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor vervolging en dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te verrichten naar de dagvaardingen die eisers hadden overgelegd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van asielzoekers om hun claims te onderbouwen met geloofwaardig bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers : NL17.12147 en NL17.12149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer 1]

en

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer 2]

gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Söylemez).

ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 4 november 2017 (de bestreden besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluit beroepen ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2018.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen B. Nasserin. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben gesteld de Iraanse nationaliteit te hebben.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvraag, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Eisers zijn met elkaar getrouwd. Eiseres was daarvoor getrouwd met [persoon A], maar dit was een slechte relatie waarin zij werd mishandeld. Ook was [persoon A] drugsverslaafd. Vanwege de mishandelingen en de drugsverslaving heeft eiseres maar drie maanden met [persoon A] samengewoond, waarna ze weer is teruggegaan naar haar ouderlijk huis. Eisers hebben elkaar leren kennen toen eiseres nog getrouwd was met [persoon A], maar zij eigenlijk geen contact meer met hem had. Het is eiseres vervolgens gelukt om te scheiden van [persoon A], die op dat moment in detentie zat. [persoon A] was ervan op de hoogte dat eiseres inmiddels een andere relatie had. Eiseres heeft haar schuld nooit ontkend. [persoon A] heeft de echtscheidingspapieren getekend in ruil voor zijn vrijheid. Ook heeft hij ermee ingestemd dat eiseres de volledige voogdij over hun dochter kreeg na de scheiding. Dit was in 2013. Nadat [persoon A] vrijkwam, hoorde eiseres dat hij haar dood wilde hebben. [persoon A] moest wel eerst nog getuigen vinden voor de buitenechtelijke relatie. De dag nadat ze met eiser was getrouwd, in 2016, werd duidelijk dat er getuigen waren gevonden. Na de scheiding is ook eiser mondeling bedreigd door [persoon A]. In 2014 is eiser op straat aangevallen door een paar onbekende mannen. Ook is ongeveer acht maanden geleden een groep mannen op eiser afgerend. Eiser is er toen met een taxi vandoor gegaan. Drie maanden geleden is er brand geweest in de portiek van zijn winkel. Hij vermoedt dat al deze incidenten te maken hebben gehad met [persoon A]. Na de brand zijn eisers ondergedoken. Toen vervolgens dagvaardingen ten behoeve van eisers bij de moeder van eiseres werden betekend, hebben zij Iran verlaten.
3. Verweerder heeft met toepassing van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Vw de aanvragen als kennelijk ongegrond afgewezen. Als relevante elementen van de asielrelazen van eisers worden door verweerder onderscheiden:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers;
  • De buitenechtelijke relatie tussen eisers;
  • De problemen die eisers hebben ondervonden naar aanleiding van de buitenechtelijke relatie.
Verweerder volgt eisers in hun verklaringen omtrent hun identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder betrekt daarbij wel dat eisers in eerste instantie middels een vals Deens paspoort Nederland probeerden binnen te komen en pas toen zij hiermee werden geconfronteerd, zij erkenden dat zij niet de Deense nationaliteit hebben. Eisers hebben verklaard dat zij hun Iraanse paspoort hadden vernietigd. Gelet op de verklaringen van eisers tijdens de gehoren heeft verweerder hun verklaringen over hun identiteit wel geloofwaardig geacht. De gestelde buitenechtelijke relatie en de daaruit voortkomende gestelde problemen worden door verweerder ongeloofwaardig geacht.
Eisers hebben geen vrees voor vluchtelingrechtelijke vervolging. Ook hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade lopen, aldus verweerder.
4. Eisers betogen dat er een achterdochtige sfeer hing tijdens de gehoren en dat zij het gevoel hebben dat verweerder vooringenomen was. Verder betogen eisers dat verweerder in de besluitvorming op een gekunstelde manier aangeeft eisers te geloven in hun identiteit op basis van hun verklaringen daarover tijdens het eerste gehoor.
Eisers betogen voorts dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat zij een buitenechtelijke relatie met elkaar hebben gehad. Ten aanzien van het begin van hun relatie voeren zij aan dat de afwijkende verklaringen een kwestie van perceptie is, waarbij het moment wat eiseres aanmerkt als eerste afspraak, door eiser wordt aangemerkt als eerste ontmoeting. Ook heeft verweerder ten onrechte overwogen dat de relatie ongeloofwaardig is bevonden gelet op de hoge gevaarzetting in Iran van het hebben van een buitenechtelijke relatie. Daarvan is echter pas sprake als de handelingen wijzen op een dergelijke relatie. Eisers zijn echter altijd heel discreet geweest, aldus eisers.
Verder betogen zij dat verweerder de uit hun buitenechtelijke relatie voortgekomen problemen ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Zo had de ex-echtgenoot wel degelijk connecties binnen de rechterlijke macht, maar kennelijk alleen voorzover die is gelieerd aan het veiligheidsapparaat. Ook heeft eiser wel degelijk consistent en gedetailleerd verklaard over de twee aanvallen op hem als persoon en de aanval op zijn winkel. Hij heeft gedetailleerd kunnen verklaren over de plaats en de tijd van de aanvallen. Dat hij niet precies kon vertellen hoeveel aanvallers er waren of heeft kunnen benoemen welke wapens zij bij zich hadden, zegt juist iets over de onmiddellijkheid van het gevaar. Voorts betogen eisers dat verweerder heeft miskend dat het goed mogelijk is dat de ex-echtgenoot van eiseres pas na de scheiding een getuige heeft gevonden en deze daarom niet tijdens de scheiding heeft kunnen inbrengen. Ook is het niet vreemd dat de dagvaarding van eiseres bij haar moeder is betekent nu dit de laatst bekende verblijfplaats van eiseres was, aldus eisers.
5. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat het aan eisers is om tijdens de gehoren aan te geven als zij tegen bepaalde zaken aanlopen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de gehoren van eisers blijkt dat verweerder hier telkens duidelijk en open over heeft gecommuniceerd met eisers. Dat eiser het gevoel had dat hij niet werd geloofd tijdens het gehoor, betekent niet dat verweerder daarmee vooringenomen was. Het is aan verweerder om kritische vragen te stellen over het asielrelaas, zoals de gehoormedewerker volgens de rapporten nader gehoor voorafgaand aan het gehoor ook aan eisers heeft uitgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de gehoren op een vooringenomen manier hebben plaatsgevonden. Daarbij komt dat eiser afsluitend aan het gehoor heeft verklaard te begrijpen dat de gehoormedewerker vragen heeft gesteld om zijn levensverhaal beter te begrijpen en op papier te krijgen, en eiseres heeft verklaard dat zij zich op het gemak voelde en het gesprek goed vond gaan.
5.2
Eisers hebben geprobeerd Nederland met een vals Deens paspoort binnen te komen. Nadat duidelijk werd dat zij niet de Deense nationaliteit hebben, hebben zij gesteld Iraans te zijn. Verweerder heeft eisers vragen gesteld over hun afkomst en nationaliteit en in combinatie met bekende taal- en etniciteitsprofielen de gestelde herkomst en nationaliteit van eisers niet ten onrechte geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij geen reden gezien eisers niet te volgen in hun gestelde identiteit. Dat betekent niet dat verweerder de identiteit van eisers heeft vastgesteld. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding voor het aannemen van een motiveringsgebrek.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers tegenstrijdig hebben verklaard over hun eerste afspraak. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft waaruit de tegenstrijdigheid bestaat en eisers er niet in slagen om die tegenstrijdigheid weg te nemen. Uit de nader gehoren van eisers blijkt dat zij het erover eens zijn dat het eerste afspraakje in een ijssalon in de stad plaatsvond. Echter, eiseres heeft verklaard dat dit gebeurde op de dag dat ze elkaar hebben leren kennen, terwijl eiser heeft verklaard dat dit ongeveer twee of drie weken daarna was. Verweerder heeft dit terecht als een evidente tegenstrijdigheid kunnen aanmerken. De rechtbank ziet niet in dat er sprake is van een verschil in perceptie, nu eisers beiden verklaren over een afspraakje in de ijssalon. Eisers hebben derhalve niet inzichtelijk gemaakt wanneer hun relatie is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er wel degelijk sprake is van gevaarzetting naarmate de relatie groeide. Verweerder heeft daarbij terecht verwezen naar het algemeen ambtsbericht inzake Iran van mei 2017, waarin staat dat overspel in Iran kan worden bestraft met de doodstraf. Eisers hadden gelet hierop meer inzicht dienen te geven over de redenen waarom zij met elkaar bleven afspreken, ondanks het grote risico dat zij daarmee liepen. De enkele verklaring dat zij verliefd op elkaar waren en dat zij daar discreet mee zijn omgegaan, heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Daarnaast heeft verweerder zich ten aanzien van eiseres niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het, gelet op de omstandigheid dat eiseres bekend was met de eventuele gevolgen, niet aannemelijk is dat eiseres direct aan haar familie bekend heeft dat zij een heimelijke relatie heeft gehad en dat haar conservatieve familie met het huwelijk met eiser zouden hebben ingestemd.
Gelet op voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte de buitenechtelijk relatie ongeloofwaardig geacht.
5.4
Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat van eisers had mogen worden verwacht dat zij de dagvaarding mee zouden nemen, aangezien zij hiermee de kern van hun asielrelaas hadden kunnen aantonen. Voor zover eisers hebben gesteld dat dit niet mogelijk was, omdat zij ten tijde van de betekening van de dagvaarding, reeds waren ondergedoken, wordt overwogen dat verweerder in het voornemen er reeds op heeft gewezen dat eisers na de betekening van de dagvaarding nog in [plaats], hun woonplaats, hebben verbleven. Voorts heeft eiser tijdens het nader gehoor verklaard de dagvaarding niet te hebben meegenomen omdat zij dit niet relevant vonden. Hieruit blijkt niet dat zij niet in de gelegenheid waren de dagvaarding mee te nemen.
Verder heeft verweerder de verklaringen van eisers dat de ex-echtgenoot van eiseres veel macht heeft binnen de rechterlijke macht niet ten onrechte tegenstrijdig geacht aan hun verklaringen dat hij heeft vastgezeten. De ex‑echtgenoot zou volgens eisers zoveel macht hebben omdat hij lid was van de Basij, Sepah en Hezbolah. Eiseres heeft van hem kunnen scheiden omdat hij gevangen zat, omdat hij de bruidsschat niet had betaald. Ook heeft eiseres ervoor kunnen zorgen dat haar ex‑echtgenoot minimale voogdij over hun kind kreeg. Dat zijn macht alleen maar zou gelden binnen één rechtsgebied, het strafrecht, hebben eisers niet onderbouwd.
Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser structureel vaag en wisselend heeft geantwoord op vragen over de gestelde incidenten. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij twee keer door de ex-echtgenote van eiseres is mishandeld, daarna dat hij twee keer is mishandeld en één keer heeft kunnen vluchten, vervolgens dat hij twee keer is bedreigd, één keer is geslagen en één keer heeft kunnen vluchten. Daarna heeft eiser verklaard dat er twee fysieke incidenten zijn geweest, waarbij hij, naar hij later heeft verklaard, één keer heeft kunnen vluchten. Voorts heeft eiser over beide fysieke incidenten niet voldoende informatie kunnen geven die inzicht geven in een persoonlijke ervaring. Nu verweerder niet ten onrechte heeft geacht dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn gestelde achtervolgers, de reden van achtervolging en de hoedanigheid van de ex‑echtgenoot van eiseres, heeft verweerder zich evenmin ten onrechte op het standpunt gesteld dat de brand in de winkel van eiser niet kan worden verbonden aan de gestelde problemen. Daarbij komt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet valt in te zien waarom de ex-echtgenoot van eiseres hen zou hebben bedreigd als hij hen eenvoudig kon raken door aangifte te doen wegens overspel. Niet valt in te zien dat de ex-echtgenoot, die volgens eiser vermoedelijk al voor de echtscheiding op de hoogte was van de buitenechtelijke relatie tussen eisers en gelet op zijn gestelde macht binnen het opsporingsapparaat, er een aantal jaren over zou doen om een getuige te kunnen vinden. Verder heeft verweerder niet ten onrechte het onwaarschijnlijk geacht dat naast de dagvaarding van eiseres ook de dagvaarding van eiser is betekent op het adres van de moeder van eiseres. Eisers hebben immers verklaard niet te hebben samengewoond. Ook heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiseres vaag heeft verklaard over de inhoud van de dagvaarding. Zo heeft zij eerst verklaard niet te weten waarvoor zij werden gedagvaard, waar zij later heeft verklaard dat dit zou zijn geweest vanwege de buitenechtelijke relatie. Nu eisers tevens op gecontroleerde en legale wijze Iran hebben verlaten, terwijl zij zijn gedagvaard voor een delict waarop de doodstraf staat, heeft verweerder niet ten onrechte geacht dat dit niet erop duidt dat eisers te vrezen hebben voor vervolging.
Verweerder heeft de gestelde problemen dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
6.4
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat aan de nader overgelegde documenten, zijnde onder meer de dagvaardingen van eisers en een uitspraak van de Iraanse rechtbank, niet de door eisers gewenste waarde wordt gehecht. In de verklaring van onderzoek van 9 januari 2018 heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat in verband met het ontbreken van betrouwbaar referentie-/vergelijkingsmateriaal geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van de documenten. Derhalve kan niet worden vastgesteld of het document bevoegd is opgemaakt en afgegeven en of het document inhoudelijk juist is, aldus de verklaring van onderzoek. Voor zover eisers onder verwijzing naar de uitspraak van 18 april 2016 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, (AWB 16/5730 en 16/5731) hebben betoogd dat verweerder niet heeft onderkend dat zij een begin van bewijs hebben geboden en dat het gelet op werkinstructie 2014/10 op de weg van verweerder lag nader onderzoek te verrichten, overweegt de rechtbank dat verweerder hier terecht geen aanleiding toe heeft gezien. Verweerder heeft zich namelijk, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat over de dagvaardingen tegenstrijdige verklaringen en onduidelijkheden bestaan, waardoor aan eisers niet het voordeel van de twijfel toekomt en nader onderzoek niet is aangewezen.
7. De beroepen van eisers zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel