3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Op vrijdag 2 oktober 2015 heeft een grote brand gewoed in het pand gelegen aan de [adres unit Naaldwijk] in Naaldwijk. In het pand was gevestigd een loods met diverse opslagruimtes. Op de begane grond waren gesitueerd de units A-0.01 t/m A-0.07 en B.001 t/m B-0.07. Na de units A-0.02 en B- 0.02 was een scheidingswand met roldeur gesitueerd. De achterste units zijn daarmee afgescheiden geweest van het voorste deel van het pand. Op de eerste verdieping was tevens een woongedeelte gesitueerd.
Als gevolg van de brand is het pand grotendeels verloren gegaan. De destructie is zo groot geweest dat het brandverloop, het ontstaan en/of de oorzaak niet meer te reconstrueren is. Tijdens de bluswerkzaamheden heeft de brandweer achter de roldeur op de begane grond restanten van een hennepkwekerij aangetroffen
In de units A-0.03 en A-0.04 was op de vloer een zogenaamd kweekbed aangebracht en in elk van deze ruimtes werden in plantenpotten 150 hennepplanten opgekweekt. Ook werden restanten aangetroffen van allerlei voor de hennepteelt benodigde materialen zoals koolstoffilters, slangen voor luchtafzuiging, een bevloeiingssysteem, een watertank en per kweekruimte 15 assimilatielampen. In totaal hebben zich in het gedeelte achter de roldeur in totaal 8 kweekruimtes voor hennepplanten bevonden en zijn er ca 1150 planten geteeld.
De stroomvoorziening ten behoeve van de kweekruimtes was gerealiseerd via een illegaal in de meterkast afgetakte stroomaansluiting. Ook voor de watervoorziening was een illegale aftakking gemaakt.
Het pand was in eigendom van [eigenaar pand Naaldwijk] en werd sinds juni 2014 verhuurd aan [verdachte] van [bedrijf] (hierna: verdachte). Verdachte verhuurde units aan bedrijven en particulieren. Voorts maakte hij samen met zijn vriendin gebruik van het woongedeelte op de eerste verdieping. Verdachte heeft daartoe ook een douchegelegenheid laten aanleggen.
De roldeur die een afscheiding vormde naar het achterste deel van het pand is eind 2014/ begin 2015 aangebracht.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij en dat het achterste gedeelte van het pand werd gehuurd door een bouwbedrijf genaamd [naam bouwbedrijf] , gevestigd in Nürnberg, Duitsland. Verdachte heeft daartoe een huurcontract overgelegd met daarbij een identiteitsbewijs op naam van [naam huurcontractant] . Verdachte heeft voorts verklaard dat de vorige eigenaar van [bedrijf] , [vorige eigenaar bedrijf] het contact heeft gelegd met het bouwbedrijf. De roldeur zou zijn aangebracht ten behoeve van het bouwbedrijf. Verdachte zou hebben bedongen dat hij wel toegang zou blijven houden tot het achterste gedeelte van het pand om te kunnen schoonmaken.
Van het bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] is buiten Duitsland geen vestiging bekend noch is gebleken van enige economische activiteit. [naam huurcontractant] blijkt sinds 2009 naar Canada te zijn geëmigreerd en heeft iedere betrokkenheid bij het bouwbedrijf ontkend.
Getuige [vorige eigenaar bedrijf] heeft ontkend dat hij contact heeft gehad met [naam bouwbedrijf] en heeft verklaard dat het verdachte is geweest die het bouwbedrijf als huurder heeft binnengehaald.Getuige [getuige] , voormalig administratief medewerkster, heeft de verklaring van [vorige eigenaar bedrijf] ondersteund en heeft verklaard dat het verdachte is geweest op wiens initiatief zij de contracten heeft opgesteld. Zij heeft tevens verklaard dat bij de overname aan verdachte het gehele pand is gecontroleerd en dat er toen geen onregelmatigheden zijn waargenomen.
Geen van de gehoorde getuigen hebben ooit werknemers of voertuigen van een Duits bouwbedrijf gezien.
De getuigen 25641557 en 25646790 hebben verklaard dat kort na de plaatsing van de roldeur vanuit het kantoor van verdachte een dikke gele elektriciteitskabel is getrokken. Tegen getuige 25641557 heeft verdachte verteld dat de extra elektriciteit was voor de beveiligingsinstallatie. Tegen getuige 25646790 zou verdachte hebben verklaard dat de extra elektriciteitsvoorziening nodig was voor het bouwbedrijf.Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard niet hebben geweten van een elektriciteitskabel die vanuit zijn kantoor naar overige gedeelten van het pand zou zijn getrokken.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het achterste gedeelte van het pand was ingericht als hennepkwekerij van grote omvang. De rechtbank stelt voorts vast dat het bestaan van het bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] als huurder van dat gedeelte van het pand op geen enkele wijze aannemelijk is geworden. Van het bedrijf is geen enkele economische activiteit bekend geworden, het identiteitsbewijs dat is overgelegd ter ondersteuning van het huurcontract blijkt valselijk te zijn gebruikt en getuigen hebben verklaard nooit medewerkers van een bouwbedrijf te hebben gezien. De rechtbank stelt de verklaring van verdachte dat het gedeelte van het pand waar de hennepkwekerij is aangetroffen is verhuurd aan het bouwbedrijf als ongeloofwaardig terzijde. Het dossier bevat ook overigens geen enkel aanknopingspunt dat een ander dan verdachte de ruimte huurde zodat de verklaring van verdachte niet anders tot doel kan hebben gehad de waarheid te verbloemen, te weten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het telen en bewerken van hennep in het pand. Dat daarbij ook anderen betrokken zullen zijn geweest, is mede gelet op de schaal van de kwekerij zeker niet uitgesloten. Het is echter aan verdachte om daar helderheid over te verschaffen hetgeen bij gebreke daarvan niet afdoet aan zijn daderschap met betrekking tot het opzettelijk telen van die hennepplanten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die opzettelijk hennep heeft geteeld in het pand aan de [adres unit Naaldwijk] te Naaldwijk en zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan de hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Het tevens tenlastegelegde medeplegen acht de rechtbank niet bewezen en zal de verdachte daarvan in zoverre vrijspreken.
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5
Op 29 september 2015 werd door de politie geconstateerd dat op het adres [adres pand Eindhoven] te Eindhoven een hennepkwekerij had gezeten, waarbij de planten kennelijk waren geoogst en de hennepkwekerij was opgeruimd. Er zijn kweekruimtes aangetroffen in slaapkamers op de bovenverdieping en op zolder. Uit onderzoek bleek dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
Op het adres [adres pand Eindhoven] te Eindhoven stond [voormalige partner verdachte] ingeschreven. Zij heeft verklaard dat zij daar heeft gewoond met verdachte, haar toenmalige partner. [voormalige partner verdachte] heeft verklaard dat zij sinds 1 augustus 2014 niet meer op dat adres woont en dat de woning vanaf augustus 2014 is verhuurd.
Verdachte heeft verklaard dat hij de eigenaar is van de woning aan de [adres pand Eindhoven] te Eindhoven en deze woning sinds december 2014 heeft verhuurd. Hij heeft verklaard dat hij af en toe in de woning kwam om de post en de huur op te halen en dan alleen in de hal en de woonkamer kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij er geen weet van had dat zich een hennepkwekerij op de bovenverdiepingen van de woning bevond en dat zijn ex-vriendin de elektriciteit van de woning betaalde.
Uit het bovenstaande blijkt dat onvoldoende is gebleken dat verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij in de woning aan de [adres pand Eindhoven] te Eindhoven.
Tevens is niet gebleken dat verdachte wist dat het huurcontract voor de woning en het paspoort op naam van [naam paspoort] vals waren.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit in de woning aan de [adres pand Eindhoven] te Eindhoven en aan het opzettelijk gebruik maken van een vervalst huurcontract voor de woning aan de [adres pand Eindhoven] en/of van een vervalst paspoort.
De rechtbank zal verdachte daarom van de hem onder 3 primair, 3 subsidiair, 4 primair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten vrijspreken.