ECLI:NL:RBDHA:2018:2290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
6519698
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersovertreding met bromfiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene, die op 8 februari 2017 met een bromfiets op het Bastiaansplein te Delft in strijd met een gesloten verklaring heeft gehandeld. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de gemachtigde van de betrokkene niet verschenen, terwijl de vertegenwoordiger van de officier van justitie wel aanwezig was. De kantonrechter heeft overwogen dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat de betrokkene geen verzoek heeft gedaan om te worden gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene als kentekenhouder verantwoordelijk is voor de gedraging en dat de verbalisant bevoegd was om de sanctie op te leggen. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie bevestigd en het beroep ongegrond verklaard, waarbij de proceskostenvergoeding voor de gemachtigde is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer kanton: 6519698 MB VERZ 17-4127
Uitspraakdatum : 22 februari 2018
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
wonende dan wel gevestigd te: [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: N. Voorbach.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 februari 2018. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Aan betrokkene wordt het verwijt gemaakt dat op 8 februari 2017 met de bromfiets met het kenteken [kenteken] op het Bastiaansplein te Delft is gehandeld in strijd met een gesloten verklaring in beide rijrichtingen, terwijl betrokkene ten tijde van de gedraging de kentekenhouder was.
Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat:
  • De hoorplicht is geschonden;
  • De gedraging niet verwijtbaar is;
  • Betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden;
  • Bord C1 niet zichtbaar op de foto staat;
  • De verbalisant niet bevoegd is;
  • De boa slechts bevoegd is ten aanzien van de openbare orde;
  • Gemachtigde recht heeft op een proceskostenvergoeding.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft meegedeeld de beslissing waarvan beroep is ingesteld, evenals de verwerping van de bezwaren van betrokkene, te handhaven. Ter zitting is daar nog aan toegevoegd:
hoorplicht niet geschonden
De beslissing van de officier van justitie is genomen zonder betrokkene te horen. In het beroepschrift tegen de inleidende beschikking is door betrokkene niet verzocht om te worden gehoord. In de zaak die gemachtigde aanhaalt, werd door middel van een faxbericht verzocht om te worden gehoord. De gemachtigde in die zaak had daarbij geen telefoonnummer vermeld. Daarvan heeft het Hof geoordeeld dat de officier van justitie gemachtigde op basis van het hoorverzoek (ondanks het ontbreken van een telefoonnummer) had moeten horen. In deze zaak is geen sprake van een verzoek om te worden gehoord, zodat betrokkene niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad.
Verwijtbaarheid gedraging
Namens betrokkene wordt aangevoerd dat hij zich zittend op zijn scooter (zonder draaiende motor) op het Bastiaansplein in Delft begaf. Betrokkene voert daarbij in zijn beroepschrift bij de officier van justitie aan dat het achterlicht waarschijnlijk uit is (geweest) en dat dit zichtbaar moet zijn op de foto’s. Ik stel vast dat op de foto van de gedraging het achterlicht van het voertuig brandt. Zelfs als we uit zouden gaan van de stelling van betrokkene - die naar mijn mening onvoldoende aannemelijk is geworden -, is betrokkene naar mijn overtuiging aan te merken als bestuurder. Daarvoor is namelijk vereist dat degene die op het voertuig zit, invloed heeft op de voortbeweging en de rijrichting van het voertuig. Als zou komen vast te staan dat de motor uitgeschakeld was ten tijde van de verweten gedraging, dan nog is betrokkene aan te merken als bestuurder. Niet van belang is of de voortbeweging mogelijk wordt gemaakt doordat de motor in werking is (Hoge Raad 23 februari 1999 ECLI:NL:HR:1999:ZD1348)
De staandehouding
Uit het dossier blijkt dat het gaat om een constatering die is gedaan op basis van beelden van de camera die op de pleeglocatie is opgesteld, zodat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was.
bord C1 niet zichtbaar op de foto
Met gemachtigde constateer ik dat de genegeerde bebording niet op de foto van de gedraging staat. Deze omstandigheid leidt naar mijn mening niet tot vernietiging van de opgelegde sanctie. De constatering dat een gedraging is begaan mag de kantonrechter volgens vaste jurisprudentie doen op basis van de ambtsedige verklaring van de verbalisant, eventueel in combinatie met een foto van de gedraging. De verbalisant heeft in zijn aanvullend proces-verbaal aangegeven dat betrokkene schriftelijk 4x is gewaarschuwd voor deze gedraging. Op het Bastiaansplein kan men alleen komen als men het Cl bord (met onderborden ‘uitgezonderd ontheffinghouders en uitgezonderd fietsers’) inrijdt, zo verklaart de verbalisant. Ook zijn er oranje waarschuwingslichten geplaatst in het wegdek, bij het inrijden van het C1 gebied.
De enkele omstandigheid dat het bord C1 niet op de fotostaat , is naar mijn mening onvoldoende om niet meer uit te kunnen gaan van de ambtsedige verklaring van de verbalisant in deze zaak. Tenslotte merk ik op dat de aanwezigheid van de Cl bebording als zodanigniet door of namens betrokkene wordt betwist. Naar mijn mening staat de gedraging dan ook vast.
bevoegdheid verbalisant
Gemachtigde stelt verder dat de verbalisant onbevoegd zou zijn omdat het C-bord niet op de foto zichtbaar is. Geen rechtsregel schrijft voor dat het ontbreken van het genegeerde verkeersbord op de foto tot gevolg heeft dat de verbalisant die de gedraging constateert, onbevoegd zou zijn. Ook de stelling van gemachtigdedat de inleidende beschikking voor vernietiging in aanmerking komt omdat hierdoor sprake zou zijn van onzorgvuldige handhaving treft naar mijn mening geen doel. Tenslotte ligt het op de weg van de gemachtigde namens de betrokkene om zijn stellingen nader te onderbouwen, eventueel m.b.v. stukken.
boa slechts bevoegd ten aanzien ‘openbare orde’
De gemachtigde stelt dat betrokkene van meet af aan heeft aangevoerd dat de verbalisant niet bevoegd zou zijn. Ik zie deze stelling niet terug in het beroepschrift van betrokkene van 19 maart 2017. De (algemene) stellingen van gemachtigde omtrent de opleiding en eisen aan BOAs in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie geven mij geen aanleiding te twijfelen aan de bevoegdheid van de verbalisant in deze zaak. Hierbij verwijs ik naar het arrest van 26 september 2017 (WAHV 200.183.608) van het Hof Arnhem-Leeuwarden. Verder wijs ik de kantonrechter graag opde brief van Onze Minister van 1 april 2014 waarin is verduidelijkt wat er onder het werkgebied van de BOA openbare ruimte moet worden volstaan. Hieronder valt de handhaving m.b.t. de leefbaarheid in de buurt. Dit betreft (zie p. 2) kleine ergernissen, overtredingen en overlastsituaties die de leefbaarheid in wijken en buurten aantasten. Het negeren van deze geslotenverklaring is niet alleen een overtreding (die administratiefrechtelijk wordt afgedaan), maar tast ook de leefbaarheid in de buurt aan. Het is daarmee naar mijn mening evident dat de BOA domein openbare ruimte in deze zaak bevoegd is om de bestreden beschikking op te leggen.
Samenvattend
Ik stel mij op het standpunt dat de hoorplicht niet is geschonden. Nu de aanwezigheid van de bebording (C1) niet door of namens betrokkene wordt betwist én de stelling namens betrokkene dat de verbalisant onbevoegd is, onvoldoende is onderbouwd, verzoek ik de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie te bevestigen en te bepalen dat er in deze zaak terecht een sanctie is opgelegd aan betrokkene.
De kantonrechter heeft vervolgens op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen.
Het beroep is tijdig ingediend en er is zekerheid gesteld voor de betaling van de sanctie dus het beroep is ontvankelijk.

Ten aanzien van de formele verweren heeft de kantonrechter overwogen.

Ten aanzien van het verweer van betrokkene dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden is de kantonrechter van oordeel betrokkene bij de officier van justitie op geen enkel moment een verzoek heeft gedaan om te worden gehoord. Nu in de administratieve fase door betrokkene niet is verzocht om te worden gehoord mocht de officier van justitie van het horen van betrokkene afzien op grond van artikel 7:17, aanhef en onder d, Awb. De officier van justitie moet dan echter wel in zijn beslissing opnemen waarom er afgezien is van het horen van betrokkene.
De kantonrechter is van oordeel in lijn met recente jurisprudentie dat met het niet opnemen van de reden waarom er afgezien is van het horen van betrokkene, betrokkene niet is geschaad in zijn belang en de schending van de motiveringsplicht leidt dan ook niet tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.
Ten aanzien van de verweren tegen de initiële beschikking heeft de kantonrechter overwogen.
Ingevolge artikel 5 van de WAHV wordt de sanctie opgelegd aan de kentekenhouder indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met een motorvoertuig waarvoor een kenteken is opgegeven en niet aanstonds is vastgesteld wie de bestuurder is. Dit artikel dient zo te worden uitgelegd dat een verbalisant niet tot oplegging van een sanctie op kenteken dient over te gaan, indien de bestuurder van het voertuig redelijkerwijs kan worden staande gehouden. Daarnaast is het wenselijk dat een verbalisant bij het constateren van een overtreding de betrokkene staande houdt, aangezien betrokkene direct hierop kan reageren. In het onderhavige geval is echter uit het proces-verbaal gebleken dat er voor de verbalisant geen reële mogelijkheid bestond om betrokkene ter plaatse staande te houden.
Anders dan tot voor kort gold, geldt in deze zaken niet (zonder meer) dat de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging die betrokkene wordt verweten. In deze zaak heeft de verbalisant de gegevens namelijk op digitale wijze aangeleverd. Nu een handtekening ontbreekt, is van een ambtsedige verklaring geen sprake.
Echter in WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de aanvullende verklaring van de verbalisant opgemaakt op ambtseed onder meer het volgende in:
In de gemeente Delft is sinds begin van het jaar 2016 in het centrum van de binnenstad (autoluwe gebied) een camerasysteem geplaatst voor de controle op de naleving van het C1 bord. De camera’s hangen op verschillende plaatsen in de binnenstad, waaronder op het Bastiaansplein. Voordat men het gebied ingaat staat er een C1 bord met onderborden uitgezonderd ontheffing houders en uitgezonderd fietsers. Ook zijn er bij de toegang van dit gebied oranje lichten geplaatst in het wegdek waaraan je kan zien dat je het gebied ingaat. Om het autoluwe gebied in te mogen rijden moet je als bestuurder een ontheffing aanvragen op de site van de gemeente Delft.
Op woensdag 8 februari 2017 omstreeks 09:59 uur werd er op de openbare weg door betrokkene met een bromfiets voorzien van kenteken [kenteken] een gedraging gepleegd in strijd met bord C1. Als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring. Voorafgaande aan deze beschikking zijn er op 10 september 2016, 12 november 2016, 20 november 2016 en op 11 januari 2017 al waarschuwingsbrieven over bovenstaande gedraging gestuurd naar de kentekenhouder. Voor deze gedraging is op de dag van de beschikking geen ontheffing aangevraagd.
De kantonrechter oordeelt dat de betrokkene door zijn weg te vervolgen de bromfiets heeft bestuurd. De enkele omstandigheid dat degene die zich met behulp van een bromfiets over de weg verplaatst dit doet terwijl de motor niet in werking is gesteld, brengt niet mee dat hij die bromfiets niet bestuurt en niet als bestuurder daarvan in de zin van het RVV kan worden aangemerkt.
Tegenover de constatering van de verbalisant heeft betrokkene geen (door verklaringen van derden gesteunde) feiten en / of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat de in de bestreden beschikking genoemde gedraging niet is verricht. Daarvan is ook anderszins niet gebleken.
Ten aanzien van de bevoegdheid van de verbalisant heeft de betrokkene slechts algemene regelgeving aangehaald, maar geen stukken overgelegd waaruit concreet blijkt dat de verbalisant niet bevoegd is. Nu de stellingen van de betrokkene omtrent de bebording, de bevoegdheid van de verbalisant en de juistheid van de meting op geen enkele wijze worden onderbouwd met concrete feiten of omstandigheden, houdt hetgeen de betrokkene aanvoert in feite slechts de enkele ontkenning dat de gedraging is verricht, in.
Naar de overtuiging van de kantonrechter is daarom komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot matiging van de opgelegde boete.
Gelet op het voorgaande zal het beroep van betrokkene ongegrond worden verklaard en de verzochte proceskosten vergoeding worden afgewezen.

Beslissing:

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. ten Cate, kantonrechter, bijgestaan door
mr. A.J.J. Noordhoek, griffier.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Kanton –
Den Haag en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.