ECLI:NL:RBDHA:2018:2299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake kinderopvangtoeslag in het licht van detentie en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in detentie zat, en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de Belastingdienst waarin de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2013 definitief was vastgesteld op € 0. De eiser ontving op 16 maart 2017 een mededeling over een terug te vorderen bedrag van € 33.970,00, waartegen hij bezwaar indiende. De Belastingdienst verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De eiser stelde dat zijn detentie de reden was voor de termijnoverschrijding en dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.

De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat de eiser in detentie zat, niet leidde tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de eiser was om een zaakwaarnemer aan te wijzen die zijn post kon beheren tijdens zijn detentie. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet kon aantonen dat de termijnoverschrijding hem niet kon worden toegerekend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Belastingdienst om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/5097

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 11 september 2015 de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2013 definitief vastgesteld op € 0.
Met dagtekening 16 maart 2017 is aan eiser een ‘mededeling kinderopvangtoeslag’ gezonden waarop een openstaande bedrag van € 33.970,00 staat vermeld.
Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de brief met dagtekening 16 maart 2017.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 5 juni 2017 het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2018.
Namens verweerder is [persoon] verschenen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 13 december 2017 aan eiser op het adres [adres] te [woonplaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 14 december 2017 aan eiser op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Overwegingen

Feiten
1. Bij beschikking van 11 september 2015 is de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2013 definitief berekend op € 0.
2. Bij brief van 16 maart 2017 genoemd ‘mededeling kinderopvangtoeslag’ is eiser bericht over het terug te vorderen bedrag aan kinderopvangtoeslag 2013. Na verrekening van € 889 staat er nog een bedrag van € 33.970 (inclusief kosten) open.
3. Eiser verwijst in zijn bezwaarschrift naar de onder 2 vermelde mededeling.
4. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiser aangemerkt als een bezwaar tegen de definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2013 zoals vermeld onder 1.
5. Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 5 juni 2017 het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

Geschil6. In geschil is of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet ontvankelijk heeft verklaard.

7. Eiser stelt dat hij in detentie heeft gezeten. Zijn ex-partner heeft buiten hem om kinderopvangtoeslag aangevraagd. Verder stelt eiser de terugvordering niet te kunnen betalen wegens onvoldoende inkomsten.
8. Verweerder neemt het standpunt in dat het bezwaarschrift van eiser terecht niet ontvankelijk is verklaard.
Beoordeling van het geschil
9. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken na de dagtekening van de beschikking. Als een bezwaar te laat is ingediend moet verweerder dit niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als de termijnoverschrijding eiser niet kan worden toegerekend. Dit volgt uit artikel 35 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de artikelen 6:7, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als een bezwaarschrift niet-ontvankelijk is, wordt het inhoudelijk verder niet beoordeeld.
10. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de onder 2 vermelde brief. Tegen die brief van 16 maart 2017 staat echter geen bezwaar open, dit volgt uit artikel 12, eerste lid, van de Awir. Verweerder heeft het bezwaar daarom aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de beschikking zoals vermeld onder 1.
11. De dagtekening van die beschikking is 11 september 2015. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de beschikking pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 23 oktober 2015. Het bezwaarschrift van eiser is ongedateerd en is op 19 april 2017 door verweerder ontvangen. Het bezwaarschrift is dus te laat ingediend.
12. Eiser heeft aangevoerd dat hij in detentie zat ten tijde van de beschikking van 11 september 2015. Deze omstandigheid leidt er niet toe dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het lag op de weg van eiser om bijvoorbeeld een zaakwaarnemer aan te wijzen zodat deze tijdens zijn detentie zijn post las en indien noodzakelijk een (pro-forma) bezwaarschrift namens eiser kon indienen. De stelling van eiser dat zijn ex-partner buiten hem om kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en – naar de rechtbank begrijpt – de termijnoverschrijding hem om die reden niet kan worden toegerekend, treft geen doel. Op 7 februari 2012 hebben eiser en zijn inmiddels ex-partner een verzoek gedaan om de rol van toeslagaanvrager te wisselen. Deze wijziging is per 1 januari 2013 doorgevoerd waardoor eiser vanaf dat moment de toeslagaanvrager is geworden. Nu eiser van juli 2015 tot mei 2017 in detentie zat, kan zijn stelling dat hij op dat moment geen toeslagaanvrager was dan wel dat zijn ex-partner de toeslag buiten hem om zou hebben aangevraagd niet worden gevolgd.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaart. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)