ECLI:NL:RBDHA:2018:235
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Armeense nationaliteit bezittende man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 9 januari 2018 is eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiser stelde dat hij kwetsbaar was vanwege zijn geestelijke toestand en dat dit door de Staatssecretaris erkend diende te worden. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris op basis van de Dublinverordening en de bijbehorende regelgeving had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat de medische voorzieningen in Italië niet adequaat zouden zijn voor zijn situatie.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij zonder aanvullende garanties niet adequaat behandeld zou kunnen worden in Italië. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende waarborgen had gegeven dat eiser na overdracht aan Italië de benodigde medische zorg zou ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.