ECLI:NL:RBDHA:2018:2631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7029
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van giften aan Anbi's in het belastingrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil over de aftrekbaarheid van giften aan algemeen nut beogende instellingen (Anbi's). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J. Borgstijn, had in 2015 giften gedaan aan twee Anbi's. De Belastingdienst had echter de aftrekbaarheid van deze giften afgewezen, wat leidde tot een bezwaar en uiteindelijk tot deze rechtszaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gift aan instelling 1 niet in aanmerking komt voor aftrek, omdat deze gift niet is gebruikt voor de eigen Anbi-doelstellingen van de instelling. De gift aan instelling 2 komt niet boven de drempel van € 296 die voor eiser gold in 2015. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Wet IB 2001 in overweging genomen, die bepalen dat alleen giften die voldoen aan bepaalde voorwaarden aftrekbaar zijn.

Tijdens de zitting op 20 februari 2018 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om de beslissing van de Belastingdienst te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/7029

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

6 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser(gemachtigde: J. Borgstijn),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 30 augustus 2017 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2018.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden [persoon 1] en [persoon 2].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In artikel 6.32, eerste lid, van de Wet IB 2001 is opgenomen dat aftrekbare giften zijn periodieke giften en andere giften. Ingevolge artikel 6.35 van de Wet IB 2001 zijn andere giften, giften aan instellingen, die ingevolge het bepaalde in artikel 6.39 van de Wet IB 2001 in aanmerking worden genomen voorzover zij met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd en voorzover zij samen zowel € 60 als 1% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek te boven gaan, en vervolgens tot ten hoogste 10% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.
Onder instellingen wordt verstaan algemeen nut beogende instellingen (Anbi’s).
2. Niet in geschil is dat van de instelling waar eiser zijn giften aan heeft gedaan alleen [instelling 1] ([instelling 1]) en [instelling 2] Anbi’s zijn. De aan deze Anbi’s ([instelling 1] € 2.500 en [instelling 2] € 120) gedane giften komen, gelet op bovenstaande wetsartikelen, in principe in aanmerking voor aftrek. Blijkens de brief van 31 december 2015 van de stichting [instelling 1] is de gift, op wens van eiser, uitgegeven aan het project van de [vereniging]. [instelling 1] heeft de gift alleen maar doorgegeven en in die zin gefungeerd als loketinstelling. [instelling 1] heeft de gift niet gebruikt voor haar eigen Anbi doelstellingen. De [vereniging] zelf heeft geen Anbi status, daarom komt de gift van € 2.500 niet in aanmerking voor aftrek. De gift aan de [instelling 2] zou wel voor aftrek in aanmerking komen, echter dit bedrag komt niet boven de voor eiser in 2015 geldende drempel van € 296.
3. Eiser heeft nog aangevoerd dat [instelling 1] in de brief van 31 december 2015 dit wel zo op papier heeft gezet, maar dat hij nooit heeft gezegd of gevraagd dat de gift door moest worden gegeven aan de [vereniging]. [instelling 1] doet dat volgens eiser altijd zo. Eiser vertrouwde [instelling 1] en zij hebben het geld buiten hem om doorgegeven. Hetgeen eiser stelt maakt echter niet dat de gift daarom wel als aftrekbaar moet worden aangemerkt. In de brief van 31 december 2015 staat letterlijk dat de gift “zoals u wenste” is uitgegeven aan het project van de [vereniging]. De enkele ontkenning van eiser dat hij dat niet heeft bedoeld is onvoldoende om te maken dat de gift wel aftrekbaar zou zijn. Daarbij komt dat verweerder naar aanleiding van de voorgenomen weigering van de aftrek, telefonisch contact heeft opgenomen met eiser. Eiser zou daarbij hebben aangegeven dat de manier van doneren zo was opgezet omdat de [instelling 1] wel over een Anbi status beschikte en de [vereniging] niet. Eiser heeft dit onvoldoende weersproken.
4. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.