2.2.Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Hierbij heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten en de motivering van dit besluit gewijzigd en aangevuld. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit gold een nieuw bestemmingsplan. Met dit nieuwe plan zijn de voorgestelde muur rondom ‘[naam perceel]’ en de voorgestelde kelder in strijd. Verweerder heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II bij het Bor, besloten om af te wijken van het bestemmingsplan met betrekking tot de kelder als bijbehorend bouwwerk. Voorts heeft verweerder met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II bij het Bor, besloten om af te wijken van het bestemmingsplan met betrekking tot de muur. Verweerder acht dit aanvaardbaar, omdat sprake is van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet hoger dan 10 meter en met een oppervlakte van niet meer dan 50 vierkante meter. Voorts hebben de Erfgoedcommissie en de Stadsbouwmeester (de welstandscommissie) op respectievelijk 24 juli 2017 en 2 augustus 2017 een aanvullend advies uitgebracht, welk advies aan de motivering van het bestreden besluit is toegevoegd.
3. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of alle eisers belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ingevolge dit artikel wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient de betrokkene een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het betreffende besluit. Voor alle eisers, met uitzondering van [persoon 3], geldt dat zij aan [straat 1] wonen, in de directe nabijheid van het gebouw ‘[naam perceel]’. Zij hebben vanuit hun woning zicht op het gebouw. Daarom dienen zij naar het oordeel van de rechtbank als belanghebbenden te worden aangemerkt. De rechtbank heeft voorts ter zitting vastgesteld dat [persoon 3], die woonachtig is op de [verdieping] in een appartementengebouw aan de [straat 2], eveneens vanuit zijn woning zicht heeft op ‘[naam perceel]’, zodat ook hij als belanghebbende moet worden aangemerkt.
4. De beroepsgronden van eisers zien op de adviezen inzake welstand van de stadsbouwmeester van de gemeente Katwijk en van de Erfgoedcommissie die naar hun mening niet aan het bestreden besluit ten grondslag hadden mogen worden gelegd. Het advies van de stadsbouwmeester is volgens eisers in strijd met de Welstandsnota Katwijk 2012, voor zover betrekking hebbend op [plaats] en [plaats] (Welstandsnota). Het plaatsen van een omvangrijke dakopbouw is in strijd met de specifieke welstandscriteria voor monumenten. Voorts achten eisers het onbegrijpelijk dat de Erfgoedcommissie in strijd met haar eigen oorspronkelijke uitgangspunt uiteindelijk akkoord is gegaan met een dakopbouw van deze omvang. Daarbij is ook van belang dat op geen enkele manier de wezenlijk geachte transparantie van de dakopbouw wordt gewaarborgd, aldus eisers.