ECLI:NL:RBDHA:2018:2653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
C/09/544636 / FA RK 17-9477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming verhuizing met minderjarige en zorgregeling tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de verhuizing van de moeder met hun minderjarige kind naar een andere woonplaats. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor de verhuizing naar [beoogde woonplaats moe en mj], terwijl de vader zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de noodzaak voor de verhuizing door de moeder onvoldoende onderbouwd is. De moeder heeft aangevoerd dat zij in [beoogde woonplaats moe en mj] een sociaal netwerk heeft en een baan heeft gevonden, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet opwegen tegen het belang van het kind om in de nabijheid van beide ouders op te groeien. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om toestemming voor verhuizing, inschrijving van het kind in de basisregistratie en inschrijving op een kinderdagverblijf in [beoogde woonplaats moe en mj] afgewezen. De hoofdverblijfplaats van het kind is bij de moeder vastgesteld, maar de rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld waarbij het kind bij de vader verblijft op bepaalde dagen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank [woonplaats]
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 17-9477
Zaaknummer: C/09/544636
Datum beschikking: 7 maart 2018

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 12 december 2017 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. D.J. Prins te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.R.P. Drielsma te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de brief van 16 januari 2018, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- de brief van 5 februari 2018, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- de brief van 5 februari 2018, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- de brief van 6 februari 2018, met bijlagen, van de zijde van de vader.
Op 7 februari 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaat.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
- de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind van partijen vast te stellen bij de moeder;
- de moeder vervangende toestemming te verlenen om met het minderjarige kind te verhuizen naar [beoogde woonplaats moe en mj] , hem in te schrijven in de basisregistratie personen van de gemeente [beoogde woonplaats moe en mj] en bij een kinderdagverblijf in [beoogde woonplaats moe en mj] ;
- een minimum regeling tot verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen waarbij de minderjarige bij de vader is:
- een dag en aansluitend een nacht, waarbij moeder de minderjarige om 19.00
uur brengt en de volgende dag om 18.00 uur ophaalt, en
- een dag per week waarbij de moeder de minderjarige om 10.00 uur brengt en om 18.00 uur weer ophaalt, en
- een dagdeel van vier uur waarbij de vader en de minderjarige contact hebben in [beoogde woonplaats moe en mj] , al dan niet in de woning van de moeder, waarbij de moeder bereid is de woning te verlaten, en
- vanaf het moment dat de minderjarige vier jaar is de helft van de vakanties en feestdagen,
welke zorgregeling zal worden afgestemd op het wisselende rooster en de ad hoc diensten van vader en welke regeling zal kunnen worden uitgebreid zodra de minderjarige geen borstvoeding meer krijgt en zijn leeftijd dit toelaat,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht:
  • het hoofdverblijf van het minderjarige kind van partijen bij de man vast te stellen;
  • indien het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om te verhuizen wordt toegewezen hieraan de voorwaarde te verbinden dat de moeder binnen een straal van maximaal 23 kilometer van het adres van vader ( [adres vader] blijft wonen zodat vader respectievelijk moeder buiten de spits in maximaal 30 minuten bij de minderjarige kunnen zijn.
  • een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen waarbij de minderjarige bij de vader blijft de ene week van woensdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur en de andere week van woensdag 19.00 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij de ouder waar de minderjarige verblijft hem naar de andere ouder brengt en waarbij wordt toegewerkt naar een vakantie- en feestdagenregeling waarbij de minderjarige de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijft,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben samengewoond.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
- De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .

Beoordeling

De verhuizing
Standpunt moeder
De moeder legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. De ouders hadden aanvankelijk een LAT-relatie. Toen de moeder zwanger was zijn zij gaan samenwonen in de woning van de vader in [woonplaats] Na de geboorte van [minderjarige] is moeder gestopt met werken omdat de afstand van [woonplaats] naar haar werk te groot was. De relatie heeft geen stand gehouden en de moeder heeft de woning van de vader verlaten. De moeder was derhalve genoodzaakt te verhuizen naar de door haar aangehouden huurwoning in [beoogde woonplaats moe en mj] .
De moeder heeft groot belang om in [beoogde woonplaats moe en mj] te blijven. Zij heeft sinds 2002 in [beoogde woonplaats moe en mj] gewoond en is uitsluitend naar [woonplaats] verhuisd omwille van de relatie met de vader, die daar een koopwoning heeft. Het sociale netwerk van de moeder bevindt zich in [beoogde woonplaats moe en mj] . Inmiddels heeft moeder ook een deeltijd baan gevonden waarbij de werkzaamheden plaatsvinden op locaties die goed bereikbaar zijn vanuit [beoogde woonplaats moe en mj] . De moeder kan op deze manier haar baan goed combineren met de zorg voor [minderjarige] .
Het belang van [minderjarige] wordt door deze keuze niet geschaad. De woning van moeder in [beoogde woonplaats moe en mj] is geschikt voor kinderen en er zijn voldoende speelplekken in de omgeving. Ook heeft moeder in de buurt plek gevonden voor [minderjarige] op een kinderdagverblijf. [minderjarige] is vanwege zijn jonge leeftijd niet geworteld in [woonplaats] . Een verhuizing naar [beoogde woonplaats moe en mj] zal op dat vlak geen negatieve uitwerking op hem hebben.
Evenmin wordt het belang van vader hierdoor geschaad, aldus de moeder. Weliswaar is er op dit moment geen vaste zorgregeling, omdat de vader elk voorstel van de moeder heeft afgewezen, maar de vader en [minderjarige] hebben wel degelijk meerdere malen per week contact en de ouders overleggen wekelijks uitgebreid via WhatsApp. De moeder biedt de vader veel extra contactmomenten aan en zij staat er voor open af te wijken van de afgesproken zorgregeling in verband met het onregelmatige karakter van het werk van de vader. Voorts stelt de moeder dat de afstand tussen [beoogde woonplaats moe en mj] en [woonplaats] niet onoverkomelijk is en eenvoudig is te overbruggen voor de ouders.
In dit verband heeft de moeder verder gesteld dat de communicatie met de vader goed is met uitzondering van het discussiepunt over de verhuizing en de zorgregeling. De vader zet wat dat betreft zijn eigen belang voorop, waardoor onenigheid ontstaat. De vader wil een regeling waarbij [minderjarige] iedere week een paar dagen bij hem is, hetgeen neerkomt op co-ouderschap. De moeder kan hiermee niet instemmen, omdat dit de borstvoeding van [minderjarige] ontregelt en het hechtingsproces met de moeder, de primaire hechtingsfiguur, verstoort, zo betoogt de moeder.
Standpunt vader
De vader stelt dat de noodzaak voor de moeder om te verhuizen naar [beoogde woonplaats moe en mj] ontbreekt. De moeder is zonder overleg en zonder vooraankondiging met [minderjarige] naar [beoogde woonplaats moe en mj] vertrokken. Zij heeft deze beslissing niet goed doordacht en voorbereid. Dit blijkt doordat zij kort voor haar vertrek nog stappen heeft ondernomen om het huurcontract van haar appartement in [beoogde woonplaats moe en mj] over te dragen aan haar ex-partner. Ook hebben de ouders in augustus 2017 het contract bij het kinderdagverblijf in [woonplaats] verlengd. Dit wijst er ook op dat de moeder niet van plan was te verhuizen en dat het een impulsieve beslissing is geweest. De verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar [beoogde woonplaats moe en mj] heeft negatieve gevolgen voor de contacten tussen de vader en [minderjarige] . Zeker als [minderjarige] straks naar school gaat is co-ouderschap niet te realiseren. Moeder heeft eenzijdig een einde gemaakt aan de gedeelde zorg over [minderjarige] en bepaalt nu wanneer de vader [minderjarige] mag zien. De ouders hebben recht op gelijkwaardig ouderschap, maar de moeder wenst hieraan niet mee te werken. De vader stelt dat de door de moeder voorgestelde zorgregeling niet zo uitgebreid is als zij doet voorkomen. Immers, deze regeling komt er op neer dat [minderjarige] 20% van de week bij de vader is en 80% van de week bij de moeder. Dit is voor de vader onacceptabel en het tegendeel van wat hij en de moeder beoogden bij de invulling van het ouderschap. Partijen hebben als ouders tijdens de samenleving steeds een gelijkwaardige rol in de opvoeding gehad. De vader stelt dat de wijze waarop de contactmomenten nu verlopen de hechting tussen de vader en [minderjarige] in gevaar brengt. Er is geen sprake van gedeelde zorg en de momenten zijn kort en versnipperd. Vader stelt zich op het standpunt dat het in het belang van [minderjarige] is dat zijn ouders dicht bij elkaar wonen om de gedeelde zorg over hem, nu en in de toekomst, vorm te geven. De vader wil daarom dat [minderjarige] in [woonplaats] ingeschreven blijft. Hij wil uitsluitend toestemming geven voor inschrijving op het adres van de moeder indien zij in de directe omgeving van de vader gaat wonen. Het voorstel van de moeder zal, zodra [minderjarige] naar school gaat, neerkomen op een weekendregeling. De vader wil [minderjarige] ook doordeweeks bij zich hebben en wil deel uitmaken van zijn dagelijkse school- en sociale leven.
De vader betwist verder dat het sociale leven van moeder zich in [beoogde woonplaats moe en mj] en omgeving bevindt. Het feit dat de moeder thans een baan in de omgeving van [beoogde woonplaats moe en mj] heeft geaccepteerd mag geen reden voor de toestemming voor de verhuizing zijn.
De moeder heeft een uitstekend cv en heeft nooit moeite gehad om passend werk te vinden. Het zou voor moeder geen enkel probleem moeten zijn in de omgeving van [woonplaats] een passende en flexibele baan te vinden om werk en de zorg voor [minderjarige] te combineren. De vader is bereid om, zolang de moeder nog borstvoeding geeft, dit te faciliteren. De vader verwacht dan van de moeder dat zij bereid is te kolven indien nachtvoeding niet te realiseren is. De vader betwist voorts de stelling van de moeder dat zij wekelijks overleg hebben over wanneer de vader en [minderjarige] contact hebben. Vader dient zich neer te leggen bij de momenten die de moeder hem gunt. De vader meent dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij zich hecht aan beide ouders, terwijl de moeder van mening is dat zij de centrale figuur voor [minderjarige] is en moet zijn. Dit is in strijd met wat naar huidige pedagogische inzichten een optimale situatie voor een kind wordt geacht. Het hechtingsproces tussen vader en kind is net zo belangrijk als de hechting tussen moeder en kind. Daarnaast brengt de vader naar voren dat het halen en brengen naar [beoogde woonplaats moe en mj] extra kosten met zich brengt en bovendien afgaat van de kostbare tijd die hij samen met [minderjarige] kan doorbrengen. De vader stelt dat de door hem voorgestelde regeling praktisch en overzichtelijk en in het belang van [minderjarige] is. De vader is in staat [minderjarige] de door hem voorgestelde dagen op te vangen. Bovendien willen de ouders van de man ook graag blijven oppassen om het contact met [minderjarige] te continueren. De vader heeft een consistent onregelmatig rooster en kan dit rooster volledig aanpassen aan de zorg voor [minderjarige] . Daarnaast heeft hij een sociaal vangnet in zijn directe omgeving, dat kan inspringen indien dit nodig mocht zijn.
Artikel 1:253 a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij worden volgens vaste rechtspraak alle relevante feiten en omstandigheden van het geval in acht genomen.
De rechtbank dient dus een beslissing te nemen als in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Voor de beslissing voor toestemming voor een verhuizing dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen en dienen alle belangen te worden afgewogen. In zijn uitspraak uit 2008 heeft de Hoge Raad criteria bepaald aan de hand waarvan een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing door de rechter moet worden beoordeeld (Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901):
  • het recht en belang voor de vrouw om te verhuizen en de vrijheid om haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van omgang na de verhuizing.
[minderjarige] is geboren in [woonplaats] en is daar ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Het is dan ook niet in geschil dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] in [woonplaats] is.
Toestemming verhuizing
De rechtbank stelt voorop dat zij het standpunt van de moeder dat wetenschappelijk vaststaat dat zij, als moeder, de primaire hechtingsfiguur is in het leven van [minderjarige] en dat het daarom in het belang van [minderjarige] is dat hij bij haar in [beoogde woonplaats moe en mj] moet blijven niet volgt. De wetgever en ook de huidige stand van de wetenschap gaan er vanuit dat bij gelijkwaardig ouderschap het kind eveneens een primaire hechtingsrelatie met de vader kan ontwikkelen en ook daadwerkelijk ontwikkelt als de vader vanaf de geboorte bij de verzorging van het kind betrokken is. Beide ouders moeten dus als primaire hechtingsfiguren worden beschouwd.
Ten aanzien van de verhuizing naar [beoogde woonplaats moe en mj] stelt de moeder dat zij hiertoe genoodzaakt was. Deze noodzaak is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Dat de moeder voor de korte termijn heeft gekozen om tot rust te komen in het appartement dat zij in [beoogde woonplaats moe en mj] ter beschikking heeft is weliswaar begrijpelijk, maar daarmee is nog geen rechtvaardiging gegeven voor de ingrijpende keuze voor de lange termijn die een definitieve verhuizing met [minderjarige] naar [beoogde woonplaats moe en mj] behelst. De omstandigheden dat de moeder nog een huurappartement heeft in [beoogde woonplaats moe en mj] en daar familie en vriendinnen heeft, zijn hiervoor op zichzelf onvoldoende en wegen niet op tegen het belang van [minderjarige] om in de nabijheid van zijn beide ouders op te kunnen groeien. De moeder heeft ook aangevoerd dat de locaties waar zij werkt vanuit [beoogde woonplaats moe en mj] goed bereikbaar zijn, anders dan vanuit [woonplaats] . Dit argument kan evenmin doorslaggevend zijn voor de onderbouwing van de noodzaak tot de verhuizing. Moeder heeft deze baan geaccepteerd nadat zij met [minderjarige] naar [beoogde woonplaats moe en mj] was vertrokken, terwijl zij wist dat de vader hiermee niet instemde. Daarbij komt dat moeder ervan op de hoogte was dat zij toestemming voor de verhuizing nodig had, hetgeen blijkt uit haar verklaring dat zij op die grond nog geen parkeervergunning heeft aangevraagd en [minderjarige] nog niet op een kinderdagverblijf in [beoogde woonplaats moe en mj] ingeschreven. Daarbij komt dat de moeder, nadat zij op enig moment ontslag heeft genomen, verschillende werkgevers heeft gehad. De moeder is nog jong en beschikt over een goede opleiding, goede werkervaring en courante vaardigheden en heeft tot op heden kennelijk nooit moeite gehad om op korte termijn passend werk te vinden, zodat het voor haar, zeker met de aantrekkende economie, geen probleem zal zijn een andere passende functie te vinden die zij kan combineren met de zorg voor [minderjarige] in de omgeving van [woonplaats] .
Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat de moeder een zwaarwegend belang heeft om zich te vestigen in [beoogde woonplaats moe en mj] . Het is uiteraard prettig voor de moeder om in de nabijheid van vrienden en familie te wonen, maar gelet op de afstand [woonplaats] - [beoogde woonplaats moe en mj] moet het goed mogelijk worden geacht voor haar om die contacten in stand te houden, ook als zij in [woonplaats] woont.
Dat betekent dat de rechtbank de door de moeder verzochte toestemming om met [minderjarige] te verhuizen naar [beoogde woonplaats moe en mj] zal afwijzen. Het daarmee samenhangende verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor inschrijving van [minderjarige] in de basisregistratie personen van [beoogde woonplaats moe en mj] en op een kinderdagverblijf in [beoogde woonplaats moe en mj] wordt eveneens afgewezen.
Hoofdverblijfplaats en regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Beide ouders hebben verzocht de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem/haar vast te stellen.
Nu geen duidelijk doorslaggevende argumenten voor bepaling van het hoofdverblijf bij een van beide ouders zijn gesteld of gebleken, dient de rechtbank een afweging te maken die wordt bepaald door minder zwaarwegende factoren. De rechtbank zal het hoofdverblijf bij de moeder bepalen, gelet op het percentueel iets langere verblijf bij/met de moeder voorafgaand aan haar vertrek.
Bij deze afweging heeft de rechtbank betrokken het gestelde onder punt 22 van het verweerschrift van de vader, waaruit de rechtbank opmaakt dat de vader, als de moeder niet zou overgaan tot verhuizing met [minderjarige] naar [beoogde woonplaats moe en mj] en zich in de omgeving van [woonplaats] zou vestigen, hij zou kunnen instemmen met bepaling van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder.
Om een gelijkwaardige verdeling van de zorgtaken mogelijk te maken zal de rechtbank een zorgregeling met de vader vaststellen zoals door hem verzocht, met daarbij de bepaling dat in de week dat [minderjarige] van woensdagavond tot zondagavond bij zijn vader is en in de periode dat [minderjarige] van vrijdagavond tot woensdagavond bij zijn moeder verblijft een bezoekmoment met de ander ouder wordt ingelast, zoals ter zitting aan de orde is geweest. De ouders kunnen dit bezoekmoment in onderling overleg regelen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst de moeder de door haar verzochte toestemming tot verhuizing met [minderjarige] af;
*
wijst af de door de moeder verzochte vervangende toestemming om [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , aan te melden op een kinderdagverblijf te [beoogde woonplaats moe en mj] ;
*
wijst af de door de moeder verzochte vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven in de basisregistratie personen van de gemeente [beoogde woonplaats moe en mj] ;
*
bepaalt dat [minderjarige] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat [minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • de ene week van woensdag 19.00 uur tot vrijdag 19.00 uur;
  • de andere week van woensdag 19.00 uur tot zondag 19:00 uur,
waarbij de ouder waar de minderjarige verblijft hem naar de andere ouder brengt en waarbij wordt toegewerkt naar een vakantie- en feestdagenregeling waarbij de minderjarige de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijft;
bepaalt een wekelijks in onderling overleg te bepalen bezoekmoment voor de moeder en voor de vader in de lange periode dat [minderjarige] bij de andere ouder verblijft;
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. N.B. Verkleij, C.G. Meeder en L. Koper, kinderrechters, in tegenwoordigheid van P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2018.