Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en eiseres is geboren op [geboortedatum] . Eisers bezitten de Pakistaanse nationaliteit en zijn met elkaar getrouwd. Op 15 oktober 2017 hebben zij aanvragen ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag gelegd. Eisers zijn christenen uit Karachi (Pakistan) en hebben hierdoor problemen ondervonden. Eisers hebben daarnaast problemen gekregen met [collega] , een collega van eiseres in het ziekenhuis waar eiseres werkte als verpleegkundige. Op 27 mei 2017 heeft [collega] tegen eiseres gezegd dat hij haar leuk vond, met haar wilde trouwen en dat zij zich daarom tot de islam moest bekeren. [collega] heeft eiseres op 29 juni 2017 stiekem gefotografeerd en gefilmd toen zij in de personeelskamer van het ziekenhuis gescheurde en verfrommelde papieren, die in haar handtas waren gestopt, in de prullenbak gooide. Deze papieren bleken gescheurde Koranverzen te zijn. [collega] zei dat als eiseres zich niet tot de islam bekeerde, zij van blasfemie zou worden beschuldigd en eiser en de familie van eiseres vermoord zouden worden. Eisers zijn een dag later met [collega] in gesprek gegaan. [collega] bedreigde hen met de dood. Na dat gesprek heeft hij, met drie andere mannen, eisers aangevallen en mishandeld toen zij op weg waren naar huis. Omstanders hebben eisers voor behandeling naar het ziekenhuis gebracht. Van de mishandeling is aangifte gedaan bij de politie. Eisers zijn de avond na de mishandeling met de bus naar Gujranwala vertrokken. Toen zij de volgende dag daar aankwamen, werden zij bij de bushalte opgewacht door een aantal mannen. Die mannen hebben eisers in de bus mee teruggenomen naar Karachi, waar zij op 2 juli 2017 aankwamen. Eiseres heeft onder bedreiging met een pistool ingestemd met een huwelijk met [collega] . Zij heeft gezegd tijd nodig te hebben en dan met hem te trouwen en zich te bekeren tot de islam. Op 29 september 2017 is [collega] naar de woning van eiseres (en haar schoonouders) gekomen, omdat hij al een tijdje niets van eiseres had gehoord. Met een visum voor Nederland hebben eisers op 4 oktober 2017 Pakistan verlaten. Op 17 oktober 2017 was [collega] op zoek naar eiseres en is hij de woning van haar schoonmoeder binnengevallen.
3. Eisers hebben bij hun asielaanvragen de volgende stukken overgelegd:
- nationale paspoorten van Pakistan, ten name van eisers;
- doopakten (
Certificates of baptism), afgegeven door [naam kerk] Church, Karachi,
- een huwelijksakte (
Marriage Registration Certificate), afgegeven door The Govt of Sindh Pakistan, Karachi, ten name van eisers en een uittreksel huwelijksakte (
Certificate of Marriage), afgegeven door [naam kerk] Church, Karachi, ten name van eisers;
- een door eiser handgeschreven aangifte / melding in Urdu, met het stempel ‘
P.S. Korangi Industrial Area Karachi’ en de gelegaliseerde vertaling daarvan, opgesteld door ‘advocate & notary public’ [naam], van 30 juni 2017;
- vier foto’s, met het stempel ‘
P.S. Korangi Industrial Area Karachi’.
- een verklaring van [naam],
district councillor Korangi Town Karachi, van 25 oktober 2017;
- een verklaring van Rev. Fr. [naam], director
National Commission for Justice and Peace(NCJP) Karachi, van 21 september 2017;
- een krantenknipsel uit
The Daily Evening Specialvan 19 oktober 2017 met een Engelse vertaling van advocaat [naam].
4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat zij christenen zijn en dat zij hierdoor persoonlijke problemen hebben ondervonden. Niet geloofwaardig acht verweerder de problemen die eisers hebben ondervonden met [collega] .
5. Eisers hebben de bestreden besluiten gemotiveerd betwist. Op wat zij hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geloofwaardigheid asielrelaas
6. Het geschil spitst zich toe op de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met [collega] .
7. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890, heeft verweerder beslissingsruimte waar het gaat om de beoordeling van niet-gestaafde verklaringen en vermoedens van een vreemdeling. Dat laat onverlet dat verweerder de manier waarop hij deze ruimte gebruikt van een deugdelijke en voor de bestuursrechter controleerbare motivering moet voorzien. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3652, komt bij de bestuursrechtelijke toetsing van die motivering bijzonder gewicht toe aan de onderlinge samenhang van een asielrelaas en de weging door de staatssecretaris van door hem al dan niet geloofwaardig geachte elementen, en hoe deze doorwerken in zijn standpunt over de geloofwaardigheid van een asielrelaas als geheel. 8. Verweerder heeft de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met [collega] in belangrijke mate gebaseerd op de tekst van het Thematisch ambtsberichtwaarin onder 3.4.5.5 is opgenomen:
Gedwongen bekeringen kwamen ook in deze verslagperiode voor, vooral van meisjes. Geregeld worden niet-moslim meisjes ontvoerd, verkracht en/of uitgehuwelijkt aan een moslimman (…) Ook christelijke meisjes zijn in de verslagperiode ontvoerd, uitgehuwelijkt en gedwongen bekeerd. Sommigen wordt wijsgemaakt dat ze door hun bekering en huwelijk allerlei tegemoetkomingen en gunsten kunnen krijgen voor hun familie. Schattingen over hun aantal lopen uiteen van tientallen tot honderden meisjes per jaar. De meesten zijn tussen twaalf en zestien jaar en wonen op het platteland. In de verslagperiode was er een bericht over gedwongen bekering van christenen die door moslimburen voor de keuze werden geplaatst om zich te bekeren tot de islam of het dorp te verlaten.
Volgens verweerder behoort eiseres niet tot de in het ambtsbericht genoemde groep jonge ongehuwde christelijke meisjes die het slachtoffer kunnen worden van gedwongen bekering en uithuwelijking. Ter zitting heeft verweerder hieraan nog toegevoegd dat ook omdat eiseres niet van arme komaf is, de informatie over gedwongen bekering en uithuwelijking niet op haar ziet.
9. Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat uit het Thematisch ambtsbericht niet blijkt dat gedwongen huwelijken uitsluitend bij ongehuwde vrouwen voorkomen. Eisers hebben daarbij verwezen naar een rapport van
Movement of Solidarity and Peacevan 2014(hierna: MSP-rapport), de
Elig
ibility Guidelinesvan januari 2017(hierna: Guidelines) en een artikel van ncronline.org(hierna: artikel), waaruit ook blijkt dat getrouwde vrouwen het slachtoffer kunnen worden. In het MSP-rapport staat:
Christian girls – usually between the ages of 12 and 25 – are abducted, converted to Islam, and married to the abductor of third party.
De door eisers aangehaalde casusuit dit rapport heeft betrekking op een getrouwde vrouw. In de Guidelines staat vermeld:
Amongst the most marginalized sections of society, Christian women and girls are reportedly particularly at risk of sexual and gender-based violence, force conversion to Islam and forced marriage to Muslim men, as well as other forms of discrimination and violence.
10. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de overgelegde landeninformatie niet worden afgeleid dat uitsluitend ongetrouwde, jonge christelijke meisjes in Pakistan het slachtoffer worden van gedwongen uithuwelijking en bekering. De rechtbank volgt op dit punt het standpunt van eisers. Niet valt uit te sluiten dat eiseres – ook al is zij een jonge getrouwde christelijke vrouw – behoort tot de categorie van potentiële slachtoffers van deze praktijken. Dat betekent, gelet op de aangehaalde bronnen, dat evenmin is uit te sluiten dat eiseres is benaderd door [collega] met een huwelijksaanzoek en het verzoek om zich te bekeren. Verweerder is op dit punt onvoldoende ingegaan op wat eisers in de zienswijze en in beroep naar voren hebben gebracht. De bestreden besluiten zijn in zoverre onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.
11. Verweerder heeft voorts aan eisers tegengeworpen dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt waarom [collega] juist met eiseres wilde trouwen, nu zij al gehuwd was, een hogere functie had dan [collega] en [collega] nog maar kort in het ziekenhuis werkte. Eiseres heeft verklaard dat zij in het ziekenhuis de enige christen was, dat zij als christelijke vrouw een gemakkelijk slachtoffer is en dat mogelijk financiële redenen aan het motief van [collega] ten grondslag lagen. Met verwijzing naar de hiervoor genoemde bronnen hebben eisers voorts aangevoerd dat deze vermoedens passen in het algemene beeld over de positie van christelijke vrouwen in Pakistan. In het MSP-rapport staat geschreven:
The islamic context on forced conversions has nonetheless generally been accepted as authoritative and uncontroversial. (…) Conversions, however, are justified and viewed as a desirable practice. (…) Conversions are accepted without question, and the converting party gains respect for what is considered a service to the community.
12. Vaststaat dat de verklaringen van eisers over het motief van [collega] gebaseerd zijn op vermoedens en veronderstellingen. Evident is dat eisers hun relazen op dit punt niet nader kunnen onderbouwen. In de overgelegde landeninformatie ziet de rechtbank evenwel steun voor die veronderstellingen, nu hieruit blijkt dat bekeringen tot de islam respect afdwingen en dat de toepassing van dwang in die context door de vingers wordt gezien. Niet valt daarom uit te sluiten dat eiseres – hoewel gehuwd en hoger in rang – het doelwit kan zijn geweest van [collega] . De rechtbank acht de bestreden besluiten op dit punt eveneens onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.
13. Verweerder heeft voorts onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaring van eiseres dat zij Koranverzen heeft weggegooid, ongeloofwaardig is. Verweerder heeft hiertoe overwogen dat eiseres dit bewust heeft gedaan en dat dit binnen de Pakistaanse context niet geloofwaardig is. Eiseres heeft hierover verklaard dat zij met [collega] in de personeelskamer in het ziekenhuis was, dat er (gescheurde en verfrommelde) papieren op haar tas lagen en dat zij deze heeft weggegooid. Als zij had geweten dat het islamitische teksten waren, had zij deze niet weggegooid. Zij voelde zich geïntimideerd door de aanwezigheid van [collega] , aldus eiseres. Uit de verklaring van eiseres kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat eiseres zich ervan bewust was, of had moeten zijn, dat dit Koranverzen waren en dat zij deze bewust heeft weggegooid. Met betrekking tot de Pakistaanse context – waarin beschuldigingen van blasfemie hoog worden opgenomen en sprake is van valse aanklachten wegens blasfemie– wordt overwogen dat onvoldoende antwoord is gegeven op de uitleg van eisers dat [collega] een val voor eiseres had opgezet.
14. Verweerder heeft ook onvoldoende gemotiveerd dat niet geloofwaardig zijn de verklaringen van eisers over de gebeurtenissen in de periode van 30 juni 2017 tot en met 2 juli 2017. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op dit punt onvoldoende betrokken de Pakistaanse context en de consistentie van de verklaringen van eisers. Eisers hebben ter zitting nog nader toegelicht dat de macht niet bij [collega] alleen lag, maar bij de gehele religieuze organisatie waarvan hij onderdeel was. Als ervan uitgegaan wordt dat [collega] het op eiseres gemunt had, is het voorstelbaar dat hij – met kompanen – op 30 juni 2017 eisers na het gesprek meteen heeft achtervolgd en vervolgens mishandeld. Ook past de verklaring van eisers dat zij een dag later in Gujranwala zijn opgewacht door handlangers van [collega] , in de lijn van de overige verklaringen. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen de ter zitting gegeven toelichting van eisers dat zij buiten hun woonplaats Karachi uitsluitend familieleden hebben in Gujranwala en dat de bus naar die plaats uitsluitend op één halte in Gujranwala stopte.
15. Voorts heeft verweerder onvoldoende gewicht toegekend aan, en onvoldoende onderzoek verricht naar, de door eisers overgelegde bewijsstukken. Zo wijst de rechtbank op de handgeschreven aangifte/melding van mishandeling, waarop een stempel staat van de plaatselijke politie (P.S.). De tegenwerping van verweerder dat deze aangifte/melding van mishandeling op eigen verzoek van eisers is opgesteld, acht de rechtbank niet overtuigend. Dit is immers eigen aan een aangifte. Ook de door eisers overgelegde foto’s van de mishandeling bevatten het stempel van de politie. Aan het oordeel van de rechtbank draagt verder bij het door eisers overgelegde krantenknipsel. Daarin wordt de verklaring van eisers bevestigd dat [collega] op 17 oktober 2017 met anderen is ingevallen in de woning van de moeder van eiser.
16. De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten worden vernietigd wegens schending van artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb.
17. Gelet op de aard van de geconstateerde gebreken moet verweerder een volledig nieuwe beoordeling maken van de geloofwaardigheid van de asielrelazen van eisers. Tevens dient verweerder opnieuw een beoordeling te geven – zo nodig na nader onderzoek – van de door eisers ingebrachte documenten. Verweerder zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen op de aanvragen van eisers, met inachtneming van deze uitspraak.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. De gemaakte kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op een bedrag van € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501, twee samenhangende zaken en een wegingsfactor 1).