ECLI:NL:RBDHA:2018:2801
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht aan Zweden te voorkomen.
Tijdens de zitting op 8 maart 2018 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep in de zaak NL18.3205 ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak NL18.3206 af. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiser eerder in Zweden asiel heeft aangevraagd en dat deze aanvraag is afgewezen, waardoor Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de huidige aanvraag.
De rechtbank heeft ook de stellingen van eiser over tekortkomingen in de asielprocedure in Zweden verworpen, omdat deze niet zijn onderbouwd. De subsidiaire beroepsgrond van eiser, dat de staatssecretaris de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag aan zich had moeten trekken, werd eveneens afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.