ECLI:NL:RBDHA:2018:2837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
NL17.12781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische nationaliteit met Russische nationaliteit en de beoordeling van de geloofwaardigheid van de identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Syrische nationaliteit, die tevens de Russische nationaliteit claimt. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waarbij de identiteit en nationaliteit van de eiser centraal stonden. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Syrië wordt vervolgd vanwege zijn politieke activiteiten en zijn lidmaatschap van de Arbeiders Revolutie Partij, evenals zijn religieuze achtergrond als Druzen. Hij heeft ook de omstandigheden van zijn familieleden uiteengezet, die politiek actief zijn en in het verleden zijn vervolgd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, ondanks zijn claim dat hij alleen de Syrische nationaliteit heeft, ook de Russische nationaliteit bezit. Dit is onderbouwd door informatie uit het EU-VIS, waaruit blijkt dat eiser eerder visa voor Hongarije heeft aangevraagd met zijn Russische paspoort. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser zich kan onttrekken aan de problemen in Syrië door zich in Rusland te vestigen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over de risico's die hij in Rusland zou lopen, als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht ongegrond heeft verklaard, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Rusland te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.12781

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder begrepen zijn rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 24 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Shikh-Salo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Syrische nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 25 april 2017 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Syrië lid is van de Arbeiders Revolutie Partij en dat hij tot de religieuze stroming van de Druzen behoort, een soennitische stroming van de islam. Eisers oudste broer, die politiek activist is, heeft 18 jaar in de gevangenis gezeten. Nadat eisers vader in 2005 bij de autoriteiten is geweest om navraag te doen naar het lot van eisers broer, is zijn vader twee dagen vastgehouden en gemarteld. Na zijn vrijlating is eisers vader als gevolg van de marteling aan een hartaanval gestorven. Eiser heeft van 2001 tot en met 2012 als constructiemanager gewerkt in de Verenigde Arabische Emiraten. Vervolgens is hij in 2012 teruggekeerd naar Syrië en kort daarop gaan werken in Saoedi-Arabië. In 2015 is eiser vanuit Saoedi-Arabië teruggekeerd naar Syrië, maar hij kon daar niet blijven. Eiser kan niet terug naar Syrië, nu hij wordt vervolgd door de Syrische inlichtingendienst en omdat hij is opgeroepen voor militaire dienst.
3. Verweerder heeft in het relaas van eiser de volgende relevante elementen onderscheiden:
- identiteit en nationaliteit;
- politieke activiteiten van eiser;
- familie is politiek actief;
- eiser vreest vervolging in Syrië;
- militaire dienst;
- algehele situatie in Syrië.
4. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers identiteit geloofwaardig wordt geacht. Daarbij wordt geloofwaardig geacht dat eiser behalve de Syrische nationaliteit ook de Russische nationaliteit bezit. Verweerder heeft aan dit standpunt het volgende ten grondslag gelegd.
Op basis van vingerafdrukken van eiser uit het EU Visum Informatie Systeem (hierna: EU-VIS) is gebleken dat eiser met zijn personalia en gelijkende foto en Russische nationaliteit, op 11 juni 2013 en op 20 januari 2014 een visum voor Hongarije heeft aangevraagd en verkregen. De verklaring van eiser tijdens het nader gehoor dat hij via een contact in 1996 bij het Russische consulaat in Aleppo, Syrië, op frauduleuze wijze een Russisch paspoort op zijn naam heeft verkregen, en dat hij dus geen Russisch staatsburger zou zijn, acht verweerder ongeloofwaardig. Eiser, die in 1993 met een Russische staatsburger is getrouwd, heeft niet kunnen uitleggen hoe deze man in één dag een vals Russisch paspoort op zijn naam kon regelen. Nu tevens is gebleken dat het Russisch paspoort twee maal in verschillende landen (Saoedi-Arabië en Syrië) is verlengd door de Russische autoriteiten, en eiser op basis van dit paspoort visa van verschillende landen heeft verkregen, waaronder Hongarije, Tsjechië en Letland, kan van de authenticiteit van dit paspoort worden uitgegaan. Volgens verweerder ligt het dan op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij het Russische paspoort op frauduleuze wijze zou hebben verkregen. Daarin is eiser niet geslaagd, waarbij verweerder heeft benadrukt dat eiser niet uit eigen beweging naar voren heeft gebracht dat hij in het bezit is geweest van een Russisch paspoort, maar dit pas kenbaar heeft gemaakt toen hij hiermee tijdens het nader gehoor is geconfronteerd. De door eiser ingebrachte e-mail van de Russische ambassade van 12 mei 2017 is geen onderbouwing voor zijn stelling dat hij niet Russisch is, nu daarin slechts staat vermeld dat hij een onvolledige aanvraag heeft ingediend om een procedure te starten tot het intrekken van zijn Russische staatsburgerschap.
Verweerder heeft zich ten aanzien van de overige elementen in eisers relaas op het standpunt gesteld dat de politieke activiteiten van eiser en zijn familie geloofwaardig worden geacht, maar niet zijn gestelde persoonlijke vrees voor vervolging in Syrië en zijn oproep voor militaire dienst. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser, gelet op het feit dat hij ook de Russische nationaliteit heeft, de bescherming van de Russische autoriteiten kan inroepen en zich dus kan onttrekken aan de algemene slechte veiligheidssituatie in Syrië.
Eiser kan daarom niet aangemerkt worden als vluchteling en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij in Rusland risico loopt op vervolging of dat hij in Rusland een reëel risico loopt op ernstige schade, aldus verweerder.
5. Eiser voert in beroep aan dat hij alleen de Syrische nationaliteit heeft, nu hij zijn Russische paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. Verweerder heeft ten onrechte geen nader onderzoek gedaan bij de Russische autoriteiten. Volgens het algemeen ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken uit 2011 inzake de Russische Federatie, is er een bloeiende handel geweest in niet-officiële paspoorten. De wijze waarop eiser zijn paspoort heeft verkregen komt overeen met deze informatie. Omdat het geen biometrisch paspoort is, kon eiser op vertoon van zijn oude paspoort een nieuwe verkrijgen. Ten onrechte is tegengeworpen dat eiser de bescherming van de Russische autoriteiten zou kunnen inroepen. Rusland heeft immers nauwe banden met Syrië en het hoge politieke profiel van eisers familie is niet kenbaar meegewogen. Daarnaast loopt eiser in Rusland een reëel risico op ernstige schade, nu de Russische autoriteiten op de hoogte zijn van de illegale verkrijging van zijn Russische paspoort in Syrië. Op het gebruik van een vals document staan hoge straffen en de detentieomstandigheden in Rusland zijn inhumaan, aldus eiser.
De rechtbank overweegt het volgende.
6. Artikel 1A, laatste volzin, van het Vluchtelingenverdrag luidt als volgt:

Indien een persoon meer dan één nationaliteit bezit, betekent de term „het land waarvan hij de nationaliteit bezit" elk van de landen waarvan hij de nationaliteit bezit. Een persoon wordt niet geacht van de bescherming van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, verstoken te zijn, indien hij, zonder geldige redenen ingegeven door gegronde vrees, de bescherming van één van de landen waarvan hij de nationaliteit bezit, niet inroept.”
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht aan eiser heeft tegengeworpen dat hij naast de Syrische nationaliteit, de Russische nationaliteit heeft. Verweerder heeft zich hierbij onder meer terecht gebaseerd op informatie uit EU-VIS, zoals hierboven uiteengezet onder rechtsoverweging 4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de vereisten die gesteld worden voor het aanvragen van een visum, neergelegd in de VIS-verordening (Verordening (EG) nr. 767/2008), uit kunnen gaan van de juistheid van de registratie in EU-VIS. De gegevens van eiser zijn in het EU-VIS op basis van biometrische gegevens gevonden. Daarnaast volgt uit artikel 21, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening (EG) nr. 810/2009 (Visumcode) dat het consulaat, bij de controle of de aanvrager voldoet aan de inreisvoorwaarden, nagaat of het overgelegde reisdocument niet vals, nagemaakt of vervalst is. Gelet op deze bepaling en op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, heeft verweerder er van uit mogen gaan dat de Hongaarse autoriteiten eerst na controle van het overgelegde paspoort en nadat dit paspoort echt is bevonden, zijn overgegaan tot het verstrekken van de visa. Daarnaast heeft verweerder terecht tegengeworpen dat het aan eiser afgegeven Russisch paspoort meermalen door de Russische autoriteiten is verlengd. Eiser heeft niet onderbouwd dat (desondanks) geen sprake is van een echt paspoort. De verwijzing naar algemene informatie waaruit zou blijken dat er een bloeiende handel was in niet-officiële paspoorten, is hiertoe onvoldoende. Tenslotte acht de rechtbank van belang dat eiser zich heeft gewend tot de Russische autoriteiten met het verzoek om afstand te doen van zijn Russische nationaliteit, terwijl hij tegelijkertijd stelt deze nationaliteit nimmer te hebben verkregen.
8. Nu verweerder terecht de Russische nationaliteit heeft tegengeworpen, heeft verweerder de gestelde problemen van eiser in Syrië terecht buiten beschouwing gelaten. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser zich aan de algemene slechte veiligheidssituatie in Syrië kan onttrekken door zich in Rusland te vestigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij in Rusland te vrezen heeft voor vervolging of voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De stelling dat op het gebruik van een vals document in Rusland hoge straffen staan, is immers niet relevant nu aangenomen kan worden dat sprake is van een authentiek paspoort.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.