ECLI:NL:RBDHA:2018:2904
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het aanvullend salaris van de bewindvoerder in schuldsanering na beëindiging
In deze zaak betreft het de beoordeling van het aanvullend salaris van de bewindvoerder in het kader van de schuldsanering van twee schuldenaren, geboren in 1966 en 1971. De rechtbank had eerder op 22 januari 2015 de schuldsaneringsregeling uitgesproken en mr. D. Nobel benoemd tot rechter-commissaris. De bewindvoerder, mr. P.A. Loeff, diende een verzoek in voor vaststelling van het aanvullend salaris en kosten in verband met de voorbereidings-, reis- en zittingstijd die het hoger beroep met zich meebracht. De schuldenaren waren niet verschenen op de zitting van 6 februari 2018, waar de bewindvoerder zijn verzoek toelichtte.
De rechtbank oordeelde dat de wettelijke schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. Dit betekent dat de regeling pas eindigt als het arrest van het hof definitief is. De rechtbank concludeerde dat de bewindvoerder geen recht heeft op het looptijdafhankelijke deel van de vergoeding voor de periode na 6 juli 2017, omdat de schuldsaneringsregeling op dat moment was beëindigd. De rechtbank stelde het aanvullend salaris van de bewindvoerder vast op € 1.385,21, inclusief omzetbelasting, en wees het overige verzoek af. De beschikking werd gegeven door de rechters en uitgesproken door mr. G.H.M. Smelt op 20 februari 2018.