Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2018 in de zaak tussen
[eiser], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
21 juli 2017 in rechte vast.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, had op 9 januari 2018 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser had eerder, op 14 maart 2017, ook al een asielaanvraag ingediend die niet in behandeling was genomen op basis van dezelfde verordening. Eiser stelde dat hij inmiddels was getrouwd en dat deze huwelijksakte als novum moest worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat deze akte niet nieuw was en dat eiser deze eerder had kunnen inbrengen.
De rechtbank overwoog dat de toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de staatssecretaris terecht was, omdat de huwelijksakte niet als nieuw bewijs kon worden aangemerkt. Eiser had de trouwakte al in de vorige procedure kunnen indienen, maar had dit nagelaten. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat de staatssecretaris artikel 4:6 van de Awb niet had kunnen toepassen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.