ECLI:NL:RBDHA:2018:3073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
C/09/547011 / KG ZA 18/94
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afgifte van processtukken in strafzaak

In deze zaak heeft eiser, thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Eiser vordert de afgifte van diverse stukken uit zijn strafdossier, die hij nodig heeft om zijn onschuld aan te tonen en mogelijk een herzieningsverzoek in te dienen. Eiser is eerder veroordeeld voor doodslag en heeft verzocht om documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), maar deze verzoeken zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat niet alle stukken die tijdens het strafrechtelijk onderzoek zijn verzameld, aan het strafdossier hoeven te worden toegevoegd. Eiser heeft aangevoerd dat er aanwijzingen zijn dat het ontbreken van bepaalde stukken kan leiden tot een novum, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de stellingen van eiser onvoldoende concreet zijn. De rechter heeft echter wel geoordeeld dat gedaagde de rapportage van 18 november 2011 aan de advocaat van eiser moet verstrekken, onder voorwaarden. De overige vorderingen van eiser zijn afgewezen, en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/547011 / KG ZA 18/94
Vonnis in kort geding van 8 maart 2018
in de zaak van
[eiser] ,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [locatie] ,
eiser,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden(meer in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Veiligheid),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. L. Sieverink te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de door gedaagde overgelegde producties;
- de op 1 maart 2018 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Bij vonnis van 7 augustus 2012 (hierna: het vonnis) is eiser door de rechtbank [locatie] veroordeeld voor doodslag op zijn toenmalige vriendin tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren. Bij arrest van 12 november 2013 van het Gerechtshof Den Haag (hierna: het arrest en het hof) is het vonnis vernietigd en is eiser, voor zover thans relevant, opnieuw tot dezelfde gevangenisstraf veroordeeld voor het genoemde feit. Bij arrest van 11 november 2014 heeft de Hoge Raad eiser in het door hem ingestelde cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
Eiser heeft in 2017 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) verzoeken ingediend bij de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) om, kort gezegd, diverse documenten uit zijn strafzaak te ontvangen. Die verzoeken zijn afgewezen omdat, kort gezegd, de Wob niet van toepassing is op verstrekking of openbaarmaking van stukken uit het procesdossier. Het bezwaar dat eiser tegen die besluiten heeft ingediend is bij brief van 17 oktober 2017 in zoverre gegrond verklaard, dat ten onrechte is nagelaten om de verzoeken door te sturen naar de Politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Dat heeft de Minister alsnog gedaan op 12 mei 2017. Voor het overige is ook in bezwaar geoordeeld dat de Wob niet van toepassing is, nu alle bij het Openbaar Ministerie (hierna: OM) aanwezige documenten onderdeel zijn van het procesdossier.
2.3.
De Politie heeft bij brief van 13 juli 2017 het besluit genomen dat eiser kennis mag nemen van de in die brief vermelde processen-verbaal en het tactisch journaal. Zij meldt daarbij volgens welke werkwijze de kennisneming zal kunnen plaatsvinden.
2.4.
Het NFI heeft aan eiser bericht dat het verzoek om aan eiser het sectierapport te versturen zal worden doorgeleid naar de Officier van Justitie (hierna: OvJ) van wie het NFI goedkeuring daarvoor behoeft.
2.5.
De advocaat van eiser heeft bij brief van 27 oktober 2017 aan het College van procureurs-generaal gedaagde voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om tot afgifte van de in die brief genoemde stukken over te gaan. Daarbij deelt hij mede dat bij gebreke daarvan gedaagde onrechtmatig handelt en eiser een kort geding zal starten. In deze brief wordt onder meer meegedeeld dat eiser i) ondanks het onder 2.3 vermelde bericht van de Politie de door de Politie in de brief van 13 juli 2017 genoemde stukken nog niet heeft kunnen inzien, ii) de afwijzende beslissing van het OM heeft ontvangen, iii) van het NFI een bericht heeft ontvangen dat voor afgifte van een sectierapport toestemming van het OM nodig is, iv) nog wacht op een beslissing van het Parket-Generaal op zijn verzoeken tot afgifte van stukken.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert – zakelijk weergegeven – gedaagde te veroordelen tot afgifte van de hierna vermelde stukken over te gaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom:
  • het procesdossier betreffende parketnummer [nummer 1] ;
  • de volgende stukken die hoogstwaarschijnlijk niet in het procesdossier hebben gezeten:
  • het complete en formele sectierapport (inclusief foto’s) vermoedelijk met nummer [nummer 2] ;
  • het schouwrapport van schouwarts [schouwarts] van omstreeks 12 november 2011;
  • de (tussenliggende) NFI-rapportages met de in de dagvaarding genoemde kenmerken en de pagina’s 12 en 13 van het rapport van 9 maart 2012;
  • de geluidsbanden van de verhoren op 10, 11 en 12 januari 2012 betreffende de verhoren met de in de dagvaarding genoemde volgnummers;
  • vijfenvijftig leesbare processen-verbaal met de volgnummers als vermeld in de dagvaarding;
  • het tactisch journaal;
  • de uitwerking van verhoren van 16 januari 2012, 15 februari 2012 en 18 juli 2012;
met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert eiser – samengevat – het volgende aan. Hij heeft altijd ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het feit waarvoor hij is veroordeeld. Hij wil dan ook onderzoeken of het mogelijk is om een herzieningsverzoek in te dienen, zodat hij zijn onschuld kan aantonen. Er is sprake van aanwijzingen dat het onderzoek van de genoemde stukken kan leiden tot een novum. Hij heeft er dan ook recht op en belang bij om de genoemde stukken te ontvangen. Gedaagde handelt onrechtmatig door die stukken niet aan hem te verstrekken. Eiser wil in het bijzonder kennis nemen van het formele definitieve NFI-rapport, nu hij erachter is gekomen dat in het strafdossier alleen maar een rapport met voorlopige bevindingen zat. Daarnaast wil eisers diverse andere stukken ontvangen, nu hij heeft geconstateerd dat die ontbraken in het strafdossier. Bij de politie heeft eiser maar deels de toegewezen stukken kunnen inzien.
3.3.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

In het strafdossier ontbrekende stukken
4.1.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop ten aanzien van het betoog van eiser dat hij er recht op heeft om stukken boven water te krijgen, waarvan hij heeft ontdekt dat die ontbreken in het strafdossier. Niet alle stukken die het strafrechtelijk onderzoek oplevert (behoeven te) worden toegevoegd aan het strafdossier. De OvJ is tijdens een strafrechtelijk onderzoek verantwoordelijk voor de samenstelling van de processtukken/het strafdossier. Hij dient daarbij te bepalen of een stuk redelijkerwijs van belang kan zijn in voor verdachte belastende of ontlastende zin. Een verdachte die zich hiermee niet kan verenigingen kan in de strafzaak zijn bezwaren daartegen kenbaar maken en verzoeken om stukken aan het strafdossier toe voegen. Aangenomen moet worden dat eiser dit heeft nagelaten of dat hij wellicht wel een dergelijk verzoek heeft gedaan, maar dat dit er niet toe heeft geleid dat de door hem gewenste stukken zijn toegevoegd aan het strafdossier.
4.2.
Verder kan de stelling van eiser dat in het strafdossier een formeel NFI-rapport met definitieve conclusies ontbreekt en dat zijn veroordeling dus kennelijk is gebaseerd op conclusies uit een voorlopige rapportage van 15 november 2011, niet worden gevolgd. Gedaagde heeft de eerste drie pagina’s van een rapport “pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” van 18 november 2011 overgelegd, waarop hetzelfde zaak- en sectienummer staat vermeld als op de rapportage met voorlopige bevindingen van drie dagen daarvoor. Dat rapport van 18 november 2011 is ook opgenomen in bijlage II bij het vonnis, waarin de bewijsmiddelen staan vermeld. Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat dit rapport onderdeel uitmaakt van het strafdossier. De omstandigheden dat in het arrest niet naar dit rapport wordt verwezen en dat dit rapport niet wordt genoemd in een bepaald proces-verbaal van de politie, met als inhoud een index, waar eiser op heeft gewezen, kunnen niet tot een andere conclusie leiden.
Aanwijzingen voor een novum
4.3.
Bij de boordeling van de vordering heeft als uitgangspunt te gelden dat een verzoek tot afgifte van stukken slechts kan worden toegewezen indien er minst genomen sprake is van een aanwijzing dat het onderzoek waartoe de verstrekking dient, zou kunnen leiden tot een novum, waardoor de onherroepelijke veroordeling niet in stand zal kunnen blijven. Hieraan ligt een door het OM gehanteerde vaste gedragslijn ten grondslag. Gedaagde heeft de redenen voor het hanteren daarvan gemotiveerd toegelicht. Met name speelt hierbij een rol het belang van andere betrokkenen bij een strafzaak – en het maatschappelijk belang – dat er (eens) een einde komt aan die strafzaak en er rust ontstaat nadat de zaak met een onherroepelijke veroordeling is afgesloten; dit behoudens zeer bijzondere omstandigheden zoals in het geval van een herziening.
4.4.
Beide partijen hebben het vorenstaande tot uitgangspunt genomen. Uit het betoog van eiser leidt de voorzieningenrechter af dat eiser meent hieraan te voldoen omdat i) het formele en definitieve sectierapport – dat eiser stelt nooit te hebben gezien – tot andere inzichten kan leiden onder andere over de dood van het slachtoffer, maar ook over de dader, nu aan de hand van dat rapport mogelijk de vraag kan worden beantwoord of de steekwonden zijn toegebracht door een linkshandige of een rechtshandige dader, ii) de ontbrekende processen-verbaal wellicht ontlastend materiaal voor eiser bevatten, iii) op voorhand niet valt uit te sluiten dat aan de hand van de stukken tot andere inzichten kan worden gekomen over de vraag of eiser daadwerkelijk de dader is geweest. Hierbij dient volgens eiser doorslaggevend te zijn dat hij heeft aangetoond dat stukken die in een strafdossier aanwezig zouden moeten zijn in zijn dossier ontbreken. Uit het vorenstaande volgt echter dat dit laatste standpunt niet wordt gevolgd, zodat de voorzieningenrechter hierna zal ingaan op hetgeen onder i) tot en met iii) staat vermeld.
4.5.
Wat betreft de hiervoor onder i) vermelde toelichting overweegt de voorzieningenrechter dat gedaagde ter zitting, gelet op hetgeen in dit geding naar voren is gebracht, na enig beraad heeft toegezegd bereid te zijn de rapportage van 18 november 2011 als bedoeld onder 4.2 aan de advocaat van eiser te verstrekken, onder de voorwaarden dat het rapport alleen wordt gebruikt ter beoordeling van een eventueel in te dienen herzieningsverzoek en dat het rapport niet wordt verstrekt aan derden. De advocaat van eiser heeft toegezegd zich aan die voorwaarden te zullen houden.
4.6.
Alhoewel gedaagde er hierbij op heeft gewezen dat hij deze verstrekking nooit heeft geweigerd, heeft het begin 2017 door eiser gedane verzoek, dat (ook) zag op die rapportage, tot op heden ook niet tot resultaat geleid. Dat is kennelijk eerst veroorzaakt doordat is nagelaten dit verzoek direct door te zenden en daarna doordat het OM en het NFI naar elkaar hebben verwezen. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de vordering op dit punt toe te wijzen. Voor het hierbij opleggen van een dwangsom aan gedaagde ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, gelet op de toezegging die gedaagde heeft gedaan, waarvan mag worden aangenomen dat hij die zal nakomen.
4.7.
Dan resteren de onder 4.4 sub ii) en iii) genoemde stellingen van eiser. Die zijn zonder meer onvoldoende concreet om te kunnen spreken van aanwijzingen in de zin van het onder 4.3 genoemde criterium. De omstandigheid dat eiser niet uitsluit dat in de toekomst mogelijk zal worden verzocht om opnieuw DNA-onderzoek te laten verrichten, kan evenmin als zodanig worden aangemerkt.
4.8.
De voorzieningenrechter overweegt ten slotte nog dat voor zover eiser bezwaren heeft tegen de handelwijze van de politie, hij die bezwaren bij de politie kenbaar moet maken. Deze kunnen niet ten grondslag liggen aan toewijzing van hetgeen hij in dit geding jegens gedaagde heeft gevorderd. De vordering van eiser zal dan ook voor het overige worden afgewezen.
4.9.
Gelet op de uitkomst van dit geding, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt gedaagde om binnen een week na dagtekening van dit vonnis aan de advocaat van eiser te verstrekken het pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijk dood van 18 november 2011, met zaaknummer [zaaknummer] en sectienummer [nummer 2] ;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.
ts