Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
Rechtbank Den Haag
Op 14 februari 2018 heeft de kantonrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen twee verzoekers en ASR Schadeverzekering N.V. Beide verzoekers, vertegenwoordigd door mr. O. Emre, hadden een verzoek ingediend om betaling van buitengerechtelijke kosten na een ongeval. De verzoekers waren echter niet ontvankelijk in hun verzoeken omdat er reeds vaststellingsovereenkomsten waren gesloten met ASR, die finale kwijting inhielden. De kantonrechter overwoog dat de deelgeschilprocedure niet meer relevant was, aangezien er geen geschil meer bestond tussen partijen. De verzoeken werden afgewezen en de kosten van de procedure kwamen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de procedures als onnodig of onterecht waren aangemerkt. De kantonrechter benadrukte dat mr. Emre, de gemachtigde van de verzoekers, had moeten overleggen met zijn cliënten voordat hij de deelgeschilprocedure startte, wat had kunnen voorkomen dat de verzoeken werden ingediend terwijl er al overeenkomsten waren gesloten. De beslissing werd genomen in het kader van de artikelen 1019w en 1019aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.