Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
verzoekende partij,
Rechtbank Den Haag
In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 21 februari 2018, is een deelgeschil aan de orde gekomen tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. O. Emre, en de verwerende partij, Amlin Insurance SE, vertegenwoordigd door mrs. Chr.H. van Dijk en K. Ertürk. Het geschil betreft de vraag of Amlin een voorschot van € 7.500,00 moet betalen aan verzoeker, die letsel heeft opgelopen bij een ongeval op 7 mei 2015. Amlin heeft de aansprakelijkheid erkend, maar betwist dat de klachten van verzoeker in causaal verband staan met het ongeval, en stelt dat deze klachten pre-existent zijn.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 november 2017 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van Amlin op 15 januari 2018. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2018 zijn beide partijen verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker sinds het ongeval heeft geklaagd over nek-, schouder- en rugklachten, maar dat uit medische gegevens blijkt dat deze klachten al vóór het ongeval aanwezig waren. De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een causaal verband tussen de klachten en het ongeval, en wijst het verzoek om nadere bevoorschotting af.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de procedure als onnodig of onterecht is aangemerkt. De kantonrechter heeft de beslissing genomen dat de kosten van de behandeling van het verzoek niet worden vergoed, en de beschikking is afgewezen.