ECLI:NL:RBDHA:2018:3227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
NL18.1934
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Meijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse homoseksueel en travestiet wegens onvoldoende zwaarwegende problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Cubaanse eiser die homoseksueel is en zich als travestiet heeft gekleed. De eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op basis van de stelling dat hij in Cuba te maken heeft gehad met ernstige problemen vanwege zijn seksuele geaardheid en uiterlijke verschijning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig zijn, evenals zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij heeft ondervonden. Echter, de rechtbank oordeelt dat de door de eiser ervaren problemen niet van een zodanig gewicht zijn dat hij in aanmerking komt voor vluchtelingenstatus. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is aangetoond dat de eiser bij terugkeer naar Cuba een reëel risico loopt op vervolging of dat zijn leven daar onhoudbaar is geworden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de verwijzing naar landeninformatie en rapporten van mensenrechtenorganisaties, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.1934

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 22 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2018. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Cubaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] 1984.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Cuba heeft verlaten vanwege problemen gerelateerd aan zijn seksuele geaardheid. Hij is homoseksueel en heeft zich vanaf zijn twintigste levensjaar (december 2004) tot aan februari 2017 vrouwelijk gekleed. Eiser heeft verklaard door burgers te zijn aangevallen vanwege zijn uiterlijke verschijning en problemen te hebben ondervonden met het zoeken naar en het behouden van werk. Sinds hij zich vrouwelijk kleedt heeft hij meerdere boetes ontvangen van de politie. Ook heeft hij verklaard in februari 2017 te zijn verkracht door twee politieagenten. Sindsdien is hij binnenshuis gebleven en heeft hij zich niet meer vrouwelijk gekleed. In december 2017 heeft eiser Cuba verlaten.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht, net als eisers homoseksuele geaardheid en dat hij zich vrouwelijk heeft gekleed. De verkrachting door politieagenten en de aanvallen en negatieve bejegening door burgers, heeft verweerder eveneens geloofwaardig geacht. Dat eiser waarschuwingen en boetes wegens zijn uiterlijke verschijning heeft ontvangen, gelooft verweerder ook.
Verweerder heeft de door eiser ondervonden problemen echter onvoldoende zwaarwegend geacht. Verweerder stelt dat niet vastgesteld kan worden dat iedere homoseksuele man dan wel man die zich vrouwelijk kleedt, enkel op grond van zijn aanwezigheid in Cuba vervolgd zal worden op grond van zijn seksuele geaardheid. Niet is gebleken dat de discriminatie vanwege eisers geaardheid van een zodanig gewicht is dat eiser hierdoor in een situatie van vluchtelingenschap is gekomen. Eiser heeft zich ook niet voldoende ingespannen om voor de door hem ondervonden problemen de bescherming van de (hogere) autoriteiten van zijn land in te roepen.
4.1
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd, omdat de door eiser ingebrachte stukken van VluchtelingenWerk Nederland niet reeds in het voornemen waren meegewogen. Verder voert eiser aan dat verweerder heeft miskend dat uit de overgelegde landeninformatie blijkt dat van vooruitgang in Cuba wat betreft het opkomen voor de rechten van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen (LHBTI's) geen, althans onvoldoende, sprake is. Zoals uit een rapport van het US Department of State 2017 en een bericht van 15 april 2016 op de website raceandequality.org blijkt, wordt in Cuba afgerekend met personen die opkomen voor hun rechten en dat dergelijke personen worden vastgezet op basis van gefabriceerde klachten. Verder heeft eiser een rapport van Human Rights Watch van november 2009, een rapport van het Austrian Centre for Country of Origin and Asylum Research and Documentation (ACCORD) van augustus 2017 en het jaarlijks rapport van Inter-American Commission on Human Rights van 2013 en 2015 aangehaald. Verweerder heeft eisers asielrelaas ten onrechte als onvoldoende zwaarwegend afgewezen. Volgens eiser is afdoende gebleken dat de Cubaanse autoriteiten hem geen bescherming kunnen en willen bieden. Eiser verwijst naar uitspraken van andere zittingsplaatsen.
4.2
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat aan de besluitvorming een gebrek kleeft, omdat de door eiser aangehaalde landeninformatie niet kenbaar in het voornemen was betrokken. In het bestreden besluit heeft verweerder deze informatie afdoende meegewogen. Voor zover eiser betoogt dat uit de door hem aangehaalde landeninformatie volgt dat hij bij terugkeer reeds vanwege zijn geaardheid te vrezen heeft voor vervolging, volgt de rechtbank hem niet. Niet is gebleken dat de algehele politieke- en mensenrechtensituatie in Cuba zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw moet worden verleend. Ook blijkt niet uit deze bronnen dat specifiek de LHBTI-groep wordt vervolgd. Ondanks dat aannemelijk is dat de omstandigheden voor hen in Cuba beduidend slechter zijn dan in Nederland kan niet gesproken worden van een sociale groep die wordt vervolgd. Daarom zal aannemelijk moeten zijn dat er voor eiser persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hem een dergelijke verblijfsvergunning moet worden verleend. De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.
4.3
Discriminatie door de autoriteiten en/of medeburgers kan leiden tot gegronde vrees voor vervolging indien sprake is van substantiële discriminatie waardoor het leven onhoudbaar is geworden. Volgens het beleid neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000, merkt verweerder discriminatie van de vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers aan als een daad van vervolging, indien de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de door hem ondervonden problemen een dusdanig ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheden opleveren dat het voor hem (als homoseksueel en travestiet) onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Cuba te functioneren. Dat de situatie van eiser in Cuba niet makkelijk is, maakt niet dat daarmee aannemelijk is gemaakt dat het leven voor hem daar onhoudbaar is geworden. De door verweerder geloofwaardig geachte incidenten dat eiser vanwege zijn vrouwelijke kleding in 2013 en 2017 is uitgescholden en gestoken door burgers, twee maal om deze reden is ontslagen en 8 tot 9 boetes van de politie heeft gekregen wegens vrouwelijk kleden in januari 2017, zijn weliswaar ernstig maar laten geen beeld zien van structurele discriminatie van eiser gedurende een lange periode. De verkrachting door politieagenten in februari 2017, hetgeen als zeer ernstig dient te worden aangemerkt, kan niet als directe aanleiding voor eisers vlucht worden aangemerkt, nu hij pas in december 2017 Cuba is uitgereisd. Eiser heeft verklaard dat zijn vertrek is ingegeven door de verhalen over Nederland die hij rond die tijd hoorde. Dat eisers leven onhoudbaar is geworden door voormelde incidenten, is niet aannemelijk geworden. Hierbij heeft verweerder terecht van belang geacht dat eiser zonder problemen in het leger heeft gediend, terwijl men wist van zijn homoseksuele geaardheid. Toen eiser nadat hij uit het leger kwam zich in 2004 vrouwelijk is gaan kleden, heeft hij desalniettemin een opleiding kunnen volgen en afronden en heeft hij vervolgens drie tot vier jaar gewerkt alvorens hij is ontslagen. Eiser heeft altijd in zijn levensonderhoud kunnen voorzien. Dertien jaar lang heeft eiser zich als vrouw gekleed. Niet is gebleken dat eiser vanwege zijn geaardheid medische zorg dan wel huisvesting is ontzegd. Verder heeft verweerder terecht meegewogen dat eiser homoseksuele vrienden kon ontmoeten en samen op straat kon verblijven tot diep in de nacht. Ook kon eiser een relatie onderhouden en kreeg hij steun vanuit zijn familie.
4.5
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de door eiser omschreven behandeling als homoseksueel en travestiet in Cuba terecht als onvoldoende zwaarwegend heeft aangemerkt om vluchtelingschap aan te nemen dan wel om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op blootstelling aan een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.6
Nu verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat in het licht van de geloofwaardig geachte verklaringen ten aanzien van eiser geen sprake is van substantiële discriminatie waardoor het leven onhoudbaar is geworden, was verweerder in de onderhavige zaak niet gehouden onderzoek te doen naar de vraag of door de autoriteiten op Cuba tegen de problemen van eiser in het algemeen bescherming wordt geboden.
5. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
6. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel