ECLI:NL:RBDHA:2018:3230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
NL18.2092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Meijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Eritrese nationaliteit wegens onvoldoende bewijs van herkomst

Op 8 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Eritrese asielzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen, omdat de nationaliteit en herkomst van de eiser niet aannemelijk waren gemaakt. De eiser, die verklaarde dat hij Eritrea had verlaten vanwege vervolging, had geen overtuigende documenten of bewijsstukken overgelegd die zijn identiteit en nationaliteit konden bevestigen. Tijdens de zitting op 22 februari 2018 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser over zijn herkomst en reisroute niet geloofwaardig waren. De rechtbank wees erop dat de eiser na een verblijf van vijf jaar in Israël had moeten begrijpen dat het belangrijk was om bewijsstukken te overleggen. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn standpunt dat de asielaanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen deze uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.2092

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 29 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.2093, plaatsgevonden op 22 februari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen A. Habter als tolk en de gestelde broer van eiser.

Overwegingen

1. Eiser heeft verklaard dat hij [eiser] heet, de Eritrese nationaliteit heeft en geboren is op [geboortedatum] 1990 te [plaats], Eritrea. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij Eritrea heeft verlaten omdat men hem verdacht van het ontvluchten van het land; dat hij hiervoor is gedetineerd, maar heeft kunnen ontsnappen.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen, omdat eiser zijn Eritrese nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft dit gebaseerd op het ontbreken van documenten, vage en ontwijkende verklaringen van eiser over onder meer zijn reisroute en onjuiste antwoorden van eiser op gedetailleerde vragen naar zijn gestelde herkomstgebied. Omdat eisers nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig worden bevonden, worden de problemen die eiser in Eritrea stelt te hebben ondervonden evenmin gevolgd.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt juist te hebben verklaard over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Het feit dat hij de taal Tigrinia beheerst, onderbouwt reeds dat hij afkomstig is uit Eritrea en de Eritrese nationaliteit bezit. Eiser voert aan dat zijn broer in Nederland is toegelaten als Eritreeër. Eiser stelt dat hem het belang van documenten en het opgeven van een juiste reisroute niet duidelijk was. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat eiser door zijn reisagent was geïnstrueerd om onjuist over zijn reisroute te verklaren, maar dat eisers reisroute ook minder relevant is. Eiser voert aan de waarheid gesproken te hebben over de omgeving van zijn dorp van herkomst. Dat hij de twee rivieren die langs zijn dorp lopen niet genoemd heeft, komt omdat daar niet naar gevraagd is. Het nieuwe kaartmateriaal dat verweerder gebruikt, komt ook niet overeen met de situatie zoals eiser zich deze herinnert van vroeger.
4. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiser zijn Eritrese nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd op basis waarvan hij tot deze conclusie is gekomen. Zo heeft verweerder ten eerste terecht belang gehecht aan de omstandigheid dat eiser in het bezit is geweest van bewijsstukken die zijn identiteit en nationaliteit hadden kunnen bevestigen dan wel ontkrachten, maar deze volgens zijn eigen verklaring heeft weggegooid. Verweerder heeft van eiser mogen verwachten dat hij op de hoogte is van het belang van documenten. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiser na een verblijf van vijf jaar in een modern en beveiligd land als Israël het belang van documenten inziet, te meer nu dit de derde asielprocedure van eiser is. Uit de documenten die eiser in beroep heeft overgelegd, het certificaat van een basisschool en de kopieën van de identiteitsdocumenten van zijn ouders, kan eisers identiteit niet worden afgeleid. Eisers stelling dat de jongen die ter zitting is verschenen zijn broer is, kan niet worden geverifieerd omdat eisers identiteit niet aannemelijk is. Verder heeft verweerder terecht meegewogen dat eiser geen inzicht heeft willen geven in zijn reisroute en de identiteit waarvan hij zich tijdens de reis bediende. Hoewel eiser stelt in de nacht van 14 januari 2018 op Schiphol te zijn aangekomen, is hij niet terug te vinden op de camerabeelden van inkomende vluchten van die nacht. Zijn verklaringen over zijn vlucht vanuit Tel Aviv, zonder dat hij documenten in handen heeft gehad, heeft verweerder gelet op de strenge bewaking op de luchthaven daar onaannemelijk mogen achten. Eisers verklaring ter zitting dat hij hierover was geïnstrueerd door zijn reisagent, laat onverlet dat het aan eiser is zijn relaas te onderbouwen en dat foutieve verklaringen voor zijn eigen risico komen. Tot slot heeft verweerder terecht meegewogen dat eiser onjuiste antwoorden heeft gegeven op gedetailleerde vragen naar zijn gestelde herkomstgebied. Zo heeft verweerder onder meer mogen tegenwerpen dat de door eiser opgegeven loopafstanden van zijn dorp tot de Ethiopische grens en tot de stad [stad] niet overeenkomen met verweerders kaartmateriaal. Dat sprake is van een moeilijk begaanbaar gebied, waardoor de loopafstand langer is, dan wel dat het gebied door de jaren heen is veranderd, heeft eiser niet onderbouwd. Ook heeft verweerder mogen verwachten dat eiser op de hoogte was van het grensconflict in juni 2016, nu hij stelt nog contact te onderhouden met bewoners van zijn dorp. Dat het niet vreemd is dat eiser de twee rivieren langs zijn dorp niet als zodanig benoemd heeft, omdat dit volgens een documentalist van VluchtelingenWerk Nederland eerder stroompjes zijn die het grootste gedeelte van het jaar droog staan, laat onverlet dat verweerder voldoende overige voorbeelden heeft gegeven waarom eisers verklaringen omtrent zijn herkomst onvoldoende zijn. Dat eiser de taal Tigrinia beheerst, kan een Eritrese afkomst of nationaliteit evenmin onderbouwen. Verweerder heeft opgemerkt dat het grootste aantal Tigrinia sprekenden uit Ethiopië afkomstig is. Dat dit volgens eiser niet doet twijfelen aan zijn Eritrese nationaliteit, omdat een Eritreeër in Ethiopië geen nationaliteit kan verwerven, volgt de rechtbank niet. Aan eisers Eritrese nationaliteit wordt immers geen geloof gehecht.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen de omstandigheid dat verweerder zijn asielaanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d, e en h van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Tegen het door verweerder opgelegde inreisverbod heeft eiser geen beroepsgronden gericht.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel