ECLI:NL:RBDHA:2018:324
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verbod op uitzetting
Op 15 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die asiel heeft aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 5 januari 2018, wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af als kennelijk ongegrond. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat haar opvang zou worden beëindigd voordat er een uitspraak in de beroepsprocedure zou zijn gedaan.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter stelde vast dat de beëindiging van de opvang van verzoekster zou plaatsvinden voordat de uitspraak in de beroepsprocedure was gedaan. Het belang van verzoekster om de uitspraak in Nederland af te wachten met behoud van opvang, woog zwaarder dan het belang van de Staatssecretaris bij handhaving van het bestreden besluit.
Daarom besloot de voorzieningenrechter om een ordemaatregel te treffen, waarbij het de Staatssecretaris verboden werd om verzoekster uit te zetten totdat er op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter benadrukte dat het recht op verstrekkingen, waaronder opvang, bleef bestaan op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.