ECLI:NL:RBDHA:2018:324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
NL18.356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met verbod op uitzetting

Op 15 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die asiel heeft aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 5 januari 2018, wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af als kennelijk ongegrond. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat haar opvang zou worden beëindigd voordat er een uitspraak in de beroepsprocedure zou zijn gedaan.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter stelde vast dat de beëindiging van de opvang van verzoekster zou plaatsvinden voordat de uitspraak in de beroepsprocedure was gedaan. Het belang van verzoekster om de uitspraak in Nederland af te wachten met behoud van opvang, woog zwaarder dan het belang van de Staatssecretaris bij handhaving van het bestreden besluit.

Daarom besloot de voorzieningenrechter om een ordemaatregel te treffen, waarbij het de Staatssecretaris verboden werd om verzoekster uit te zetten totdat er op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter benadrukte dat het recht op verstrekkingen, waaronder opvang, bleef bestaan op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.356
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 januari 2018 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 5 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdin de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 9 januari 2017 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een ordemaatregel te treffen teneinde beëindiging van de opvang gedurende de beroepsprocedure te voorkomen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de
voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoekster stelt dat haar door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers is aangezegd dat de opvang zal worden beëindigd.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat één van de rechtsgevolgen van (de bekendmaking van) het besluit van 5 januari 2018 is dat de verstrekkingen op de voorgeschreven wijze zullen worden beëindigd. Nu de opvang van verzoekster zal
eindigen voordat de uitspraak in de beroepsprocedure is gedaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekster om de uitspraak op haar beroep in Nederland af te wachten met behoud van opvang, zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij onverkorte handhaving van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb de verzochte ordemaatregel te treffen, inhoudende dat uitzetting van verzoekster wordt verboden tot op het beroep is beslist. Het recht op verstrekkingen, waaronder opvang, blijft dan op grond van artikel 5, eerste lid, sub a, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 bestaan.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat het verweerder verboden is verzoekster uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Gunster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2018.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel