ECLI:NL:RBDHA:2018:3296
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd wegens overtredingen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiser kreeg een boete opgelegd wegens zes overtredingen van artikel 18b, lid 2, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De rechtbank oordeelde dat de Minister de boete terecht had opgelegd, omdat eiser niet tijdig de gevraagde documenten had overgelegd die nodig waren om aan te tonen dat de werknemers conform de Wml waren uitbetaald. Eiser had op 23 mei 2016 de gevraagde stukken niet ingediend, ondanks dat hij voldoende tijd had gehad om zijn administratie te controleren. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser dat hij niet op de hoogte was van de vereisten en dat de termijn voor het aanleveren van de documenten te kort was. De rechtbank concludeerde dat de Minister niet hoefde te matigen, omdat eiser niet had aangetoond dat hij door de boete onevenredig werd getroffen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister.