In deze zaak vorderde eiser, een tipgever die informatie had verstrekt aan de Belastingdienst, nakoming van de tipgeversovereenkomst, waaronder betaling van tipgeld en benoeming van een arbiter. De rechtbank Den Haag oordeelde dat zij onbevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, omdat de tipgeversovereenkomst een arbitrageclausule bevatte. Eiser had zich niet tijdig tot arbitrage gewend, waardoor de rechtbank niet bevoegd was om de zaak inhoudelijk te behandelen. De rechtbank benadrukte dat de Staat zich terecht op de arbitrageovereenkomst beriep en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtsverwerking zouden rechtvaardigen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 3.082,- werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak werd gedaan op 21 maart 2018.