Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2018 in de zaak tussen
[B.V. X], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
moment waaropde inventarisatie wordt uitgevoerd, maar om de
periode waarbinnende inventarisatie wordt uitgevoerd. Verweerder heeft ter zitting terecht opgemerkt dat, indien wordt uitgegaan van een kalenderjaar, dit met zich brengt dat de facto bijna twee jaar kan zitten tussen twee inspecties, terwijl het juist de bedoeling van de regeling is dat met regelmaat de risico’s met betrekking tot de veiligheid en gezondheid in kaart worden gebracht. Voorts heeft verweerder ter zitting toegelicht altijd de term jaarlijks op deze manier te hebben toegepast en lijkt ook eiseres eerder van deze invulling van het begrip te zijn uitgegaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het duidelijk is dan wel voor eiseres duidelijk had moeten zijn dat met ‘jaarlijks’ iedere 12 maanden wordt bedoeld. De rechtbank overweegt daarom dat van strijd met het Lex Certa-beginsel geen sprake is. Gelet hierop had het voor eiseres voldoende duidelijk, voorzienbaar en kenbaar moeten zijn dat het niet binnen 12 maanden uitvoeren van de risico-inventarisatie een overtreding opleverde. Het beroep op de strafuitsluitingsgrond ‘afwezigheid van alle schuld’ slaagt dan ook niet. Het vorenstaande brengt met zich dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet voorhanden hebben van een risico-inventarisatie die niet ouder dan 12 maanden oud is, een overtreding is, en dat dit eiseres kan worden verweten. Verweerder heeft dan ook handhavend mogen optreden en eiseres een boete op mogen leggen.