ECLI:NL:RBDHA:2018:3419
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en inreisverbod op basis van Dublinverdrag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, die met onbekende bestemming was vertrokken, had op 23 februari 2018 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De staatssecretaris legde tevens een inreisverbod van twee jaar op. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet ter zitting, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de staatssecretaris eiser op 29 november 2017 had uitgenodigd voor een aanvullend gehoor, maar dat deze uitnodiging retour was gekomen omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Ook het Centraal Orgaan opvang asielzoekers bevestigde dat eiser sinds 30 november 2017 niet meer in Nederland was. Eiser was samen met zijn partner in Duitsland aangetroffen, waarna de Duitse autoriteiten Nederland verzochten om eiser terug te nemen op basis van het Dublinverdrag. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling had gesteld, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de behandeling van de aanvraag rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending van de uitspraak.