Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2018 in de zaak tussen
[naam] , eiser 1,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopEisers hebben beroep ingesteld tegen de drie afzonderlijke besluiten van verweerder van26 oktober 2017 (de bestreden besluiten).
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Met betrekking tot de bedreiging in het ziekenhuis heeft verweerder overwogen dat zowel uit eisers eigen verklaringen, als uit openbare bronnen blijkt dat [naam 3] tijdens de arrestatie zeer ernstig gewond is geraakt. De eerste tijd zweefde hij tussen leven en dood en hij heeft een aantal maanden in het ziekenhuis gelegen. Daarom valt niet in te zien dat er een dag na de arrestatie in zijn ziekenhuiskamer een zitting zou hebben plaatsgevonden, noch dat [naam 3] in staat zou zijn geweest om bedreigingen richting eiser 1 te uiten. Bovendien heeft eiser 1 tegenstrijdig verklaard over zijn aanwezigheid in het ziekenhuis. Eiser 1 heeft verklaard dat alleen een verpleegkundige getuige was van de bedreiging. Eiser 1 was naar eigen zeggen in de kamer van [naam 3] aanwezig om de verpleegkundige te beschermen en ervoor te zorgen dat [naam 3] niet kon vluchten. Dit is echter in strijd met zijn verklaring dat ook de rechter, officier en de advocaat in de kamer bezig waren met de voorbereiding van de zitting. Ook is dit in strijd met zijn verklaring dat hij bij de zitting aanwezig was als getuige en dat er beveiligers op de gang stonden. Voorts heeft verweerder overwogen dat eisers tussen 16 juni 2016 (datum bedreiging in het ziekenhuis) en 29 september 2016 (datum ontvangst dreigbrief) niets gemerkt hebben van enige dreiging en dat zij ook geen voorzorgsmaatregelen hebben genomen naar aanleiding van de gestelde bedreiging op 16 juni 2016. Met betrekking tot de overgelegde dreigbrief stelt verweerder vast dat uit de brief niet valt op te maken wie de afzender is en dat de bedreiging daarin niet concreet is. De verklaringen over de vreemde personen die rond het huis van eisers rondhingen na 29 september 2016 acht verweerder evenmin geloofwaardig, nu er sprake is van ongerijmdheden en tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van eisers. Eiser 1 heeft helemaal geen melding gemaakt van de aanwezigheid van personen rond het huis. Eiser 2 en eiseres hebben tegenstrijdig verklaard over wanneer de personen voor het eerst gezien zijn en over hoe vaak ze gezien zijn. Tot slot valt volgens verweerder niet in te zien dat eisers nog tot 19 oktober 2016, de datum van hun vertrek uit Colombia, zonder problemen in hun eigen huis hebben kunnen blijven.
Beslissing
mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.