Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2018 in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 11 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Overwegingen
- Nationaliteit, identiteit en herkomst;
- Eiser is lid van de BDK-kerk;
- Eiser is werkzaam geweest als lijfwacht van de religieus leider van de BDK-kerk;
- Eiser was aanwezig bij een aanval van de autoriteiten van DRC op [persoon] die begon op 13 februari 2017;
- Eiser wordt actief gezocht door de autoriteiten van de DRC.
3 maart 2017 omstreeks 00:00 uur bij zijn huis zijn langs geweest, om later te verklaren dat hij niet weet hoe laat het was toen de soldaten die dag langs kwamen en dat hij dit ook niet aan zijn vrouw heeft gevraagd. Gelet op de omschreven gebeurtenissen in de periode
17 februari 2017 tot 3 maart 2017 en meer in het bijzonder de inval in eisers huis op 3 maart 2017 en het feit dat de autoriteiten mensen geld gaven in ruil voor informatie over de verblijfplaats van BDK-leden, heeft verweerder voorts ongerijmd mogen achten dat eiser naar eigen zeggen op 10 maart 2017 nog naar zijn werk is gegaan. De door eiser in zijn zienswijze en in beroep gegeven verklaring dat hij naar zijn werk ging om te voorkomen dat zijn werkgever hem van verduistering zou verdenken en dat hij in een auto met chauffeur naar zijn werk ging, wat zijn angst om op straat te worden gezien enigszins wegnam, doet aan deze ongerijmdheid niet af. Gelet op de aard en ernst van de omschreven gebeurtenissen heeft verweerder verder ongerijmd mogen achten dat eiser na de gestelde tweede inval in zijn huis op 17 maart 2017 slechts vier dagen zou hebben ondergedoken om vervolgens weer naar zijn bij de autoriteiten bekende huisadres terug te keren, dat hij vervolgens kennelijk zonder directe aanleiding van 4 tot 19 april 2017 ter ontspanning in Benin is geweest om daarna weer naar zijn gebruikelijke adres terug te keren, en dat hij op 30 april 2017, de dag waarop soldaten voor de derde keer zijn huis zouden zijn binnengevallen nog ‘gewoon een beetje naar buiten ging’. Eisers verklaring in beroep dat hij niet althans niet slechts ter ontspanning naar Benin ging maar ook vanwege de onrust die in zijn woonplaats heerste, dat hij naar Benin ging omdat hij daarvoor geen visum nodig had en dat hij op een zeker moment genoodzaakt was om vanuit Benin weer naar huis terug te keren omdat hij op dat moment voor zijn gezin moest zorgen, neemt voornoemde ongerijmdheid naar het oordeel van de rechtbank niet weg. Verweerder heeft eiser voorts mogen aanrekenen dat pas tegen het einde van het tweede deel van het nader gehoor heeft verklaard dat er op 30 april 2017 een derde inval heeft plaatsgevonden, terwijl hij eerder nadrukkelijk heeft verklaard dat de autoriteiten slechts twee keer bij zijn huis zijn langs geweest. Eisers standpunt in beroep dat het voorgaande eiser niet kan worden tegengeworpen omdat het gehoor in twee dagen is opgesplitst en omdat het pas na ontvangst van het verslag van het gehele gehoor mogelijk was om correcties en aanvullingen in te dienen, slaagt niet. Verwezen wordt naar hetgeen in dit verband hierboven al is overwogen. Verweerder heeft voorts bij de beoordeling van de geloofwaardigheid mogen betrekken dat eiser naar eigen zeggen nog in maart 2017 een paspoort heeft aangevraagd en verkregen en dat hij daarmee vervolgens probleemloos zijn land van herkomst heeft kunnen in- en uitreizen. Dit duidt er niet op dat eiser door de Congolese autoriteiten gezocht wordt en doet daarmee verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van het gestelde. Eisers standpunt in de zienswijze en in beroep dat hij een paspoort kon aanvragen omdat de coördinatie en samenwerking tussen de verschillende overheidsinstanties in de DRC niet zo goed verloopt kan gelet op het ontbreken van een nadere onderbouwing niet slagen. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder eveneens ongeloofwaardig mogen achten dat er op 17 mei 2017 opnieuw een inval in eisers huis heeft plaatsgevonden en dat zijn vrouw daarbij is mishandeld met als gevolg dat zij en de kinderen eveneens het land hebben verlaten.